De afgelopen dagen kwam Tesla regelmatig in het nieuws met de presentatie van de Powerwall. Een accu voor in huis, die het mogelijk maakt om zelf energie op te slaan. Het opent nieuw deuren voor het opwekken van duurzame energie, zoals zonne-energie. Op zichzelf een interessante ontwikkeling, al zal vanwege de prijs en het effect het nog wel even duren voordat iedereen een dergelijk product in huis heeft. Het opmerkelijke van het bericht is dat de productie plaats vindt in een grote nieuwe fabriek die enkel en alleen accu’s gaat maken. De gedachte hierachter is, dat door een fabriek van dat formaat op te zetten (de wereldwijde productiecapaciteit wordt verdubbeld) de prijs van de accu’s moet dalen. En een lagere prijs voor accu’s heeft Tesla nodig om hun auto’s betaalbaar te kunnen maken. Daarmee schept Tesla zijn eigen voorwaarden voor een betaalbaar product. En daarmee wordt het kip en het ei verhaal doorbroken. Opschaling vindt alleen plaats als de prijs daalt, maar de prijs daalt alleen als er opschaling van de vraag plaatsvindt.
Browsing tag: duurzaamheid
De toekomst van onderhoud
– De component als drager voor onderhoud –
Door: Haico van Nunen, 19 maart 2015
De bouw verandert. Nieuwe inzichten, nieuwe opgaven, of deels oude opgaven worden op een andere manier ingevuld. Maar anders omgaan met bouwen betekent ook anders omgaan met onderhoud. Vanuit de beheersbaarheid van de onderhoudslasten worden diverse initiatieven ondernomen om de kosten te reduceren. Ingegeven vanuit sturing van het proces (wie doet het), vanuit het moment van onderhoud plegen (bijvoorbeeld vraaggestuurd of juist op basis van conditiemetingen), en vanuit de te realiseren kwaliteit (wat ga je leveren). Het betreft allemaal manieren om te zoeken naar een optimalisatie van het bestaande onderhoud aan een woning als geheel. De vraag is of, met alle gedifferentieerde vragen van vandaag de dag, de complexgerichte of de woninggerichte aanpak het beste is?
Zitten op de grondstoffenbank
In de toekomst zal er steeds meer sprake zijn van de circulaire economie, een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. Onze woningvoorraad speelt daar een rol in. Er staat namelijk grofweg een miljard ton aan gebouwd materiaal, alleen al aan woningen (1). Dat vormt onze grondstoffenbank voor de toekomst. De vraag, is hoe we die grondstoffen in kunnen zetten?
Een tijdje terug begeleide ik een workshop die ging over de circulaire economie. Het specifieke onderwerp van de sessie was ‘bestaande voorraad als grondstoffenbank’. Er werd opgemerkt dat het beschouwen van iemands huis als grondstoffenbank toch wel op weerstand zou stuiten van de bewoners. Immers die zijn toch meer geneigd om te denken in termen zoals thuis, comfort, geborgen of eigenheid. En niet in grondstof, footprint of recycling. Tot nu toe blijven hergebruik en gesloten kringlopen dan vaak in de idealensfeer hangen. Toch biedt de gedachte van een circulaire economie voor zowel gebruiker als fabrikant toekomst. Drie stappen om dat toekomstperspectief te vergroten:
1. Haal motieven uit elkaar
De gemiddelde bewoner is niet bezig met waar iets van gemaakt is of waar het vandaan komt. Eerder met: ‘is het mooi, kan ik het gebruiken, heb ik er iets aan’. Dat zijn de vragen waar het om gaat. Het aantal gebruikers dat écht iets aanschaft vanwege hergebruik of herkomst van materialen is beperkt. Bovendien zit dit vaak nog in de gadgetsfeer.
De fabrikant heeft een heel andere agenda. Een grote kostenpost bij veel producten is de grondstof. Daarbij gaat het niet alleen om de prijs van het product, maar steeds vaker zijn aanbod en beschikbaarheid (en daarmee de prijs) van belang. Kijk maar eens naar de beschikbaarheid van aluminium (2). Als je eigenaar blijft van de materialen, dan heb je de beschikbaarheid zeker gesteld.
2. Zoek overeenkomsten
Als aanbieder wil je zeggenschap houden over je grondstof. Maar waarom zou de bewoner daar in meegaan? Het moet interessant gemaakt worden voor hen om hiervoor te kiezen. Wellicht door het om de vijf jaar omwisselen van een product (als voorbeeld bij onderhoud of revisie). Of juist vanwege vervangbaarheid of reparatiemogelijkheden van een product. Statiegeld wordt ook wel eens genoemd, maar vanwege de lange tijd die er aan gekoppeld zit, zijn mensen hier vaak niet happig op. Maar zou het niet mooi zijn als de fabrikant na tien jaar de deurtjes van de keuken terugneemt en je iets anders uit kunt zoeken? Aangezien het voor beiden een win-winsituatie, is moet hier een verdienmodel voor te vinden zijn. Koop, huur of lease zijn hier voorbeelden van. De overeenkomst hierin is dat de fabrikant na een bepaalde tijd zijn grondstof terug wil en dat de bewoner na een bepaalde tijd aan iets nieuws toe is. Wanneer die momenten samenvallen is er een overeenkomst.
3. Stimuleren
De stimulans voor het bedrijfsleven is helder. De circulaire economie zorgt voor garantie in aanvoer. Bovendien kan vaak met minder milieulast geproduceerd worden. Het voordeel voor de bewoner ligt op het vlak van meer inspraak en meer keuze. Wellicht keuzen die we nu niet eens mogelijk achten. Bewoners krijgen er iets voor terug indien men kiest voor producten met een circulaire gedachte.
De circulaire economie biedt kansen voor zowel de gebruiker als de producent. Het vraagt wel om een andere benadering van bouwen. Componenten van een gebouw moeten los te halen zijn. Monteren en demonteren moet onlosmakelijk verbonden zijn met het ontwerp. Het gaat dan ook niet meer over het denken in een heel gebouw, maar over componentdenken. Door een woning op te delen in componenten kan de stap naar de circulaire economie langzaam gemaakt worden. In een circulaire economie zijn het bouwen en onderhouden opgenomen. Tussentijdse vervanging of revisie maakt onderdeel van uit van de oplossing om gedurende de periode te voorzien in een gebruiksfunctie. De schaal van een component maakt deze oplossingsrichting behapbaar.
Bronnen/verwijzingen:
(1) De voorraad bestaat uit 7,27 miljoen woningen van gemiddeld 115 ton (bouw)materiaal
(2) Veel bestaand aluminium wordt vanuit Europa verscheept naar China. Het is vanuit Chinees oogpunt gezien efficiënter dit materiaal op te kopen en te vervoeren dan nieuw aluminium te maken. Het gevolg zijn hogere aluminiumprijzen in Europa. Bovendien wordt hierdoor in Nederland meer nieuw aluminium geproduceerd dan eigenlijk nodig zou zijn
Duurzame energie, crisis en een warme trui
Onze kerntaak als corporatie is het bieden van huisvesting voor mensen met lage inkomens. Die huisvesting moet betaalbaar zijn voor de huurders, maar ook voor de corporatie. Immers, als de corporatie er niet meer is kunnen we ook geen woningen verhuren. Energiezuinig bouwen is daarmee een uitdaging. Het verbetert voor huurders de betaalbaarheid van verwarming en warm water, maar verhoogt de investering van de corporatie.
Grondstoffen hergebruiken: Urban Mining
We bouwen niet voor de eeuwigheid. Gebouwen gaan lang mee, maar ooit komt er een moment dat de ingrepen niet meer opwegen tegen de kosten (1). Of het gebouw heeft een bepaalde maatschappelijke waarde waardoor de investeringen wel worden gedaan. De grachtenpanden in Amsterdam, de tuinsteden verspreid door heel Nederland, of individuele complexen die net een extra waarde kennen vanuit stedenbouw, architectuur, gebruik of een mix hiervan. Maar door de bank genomen worden gebouwen gebouwd, onderhouden, verbeterd, gebruikt en uiteindelijk gesloopt, met 120 jaar als referentie levensduur (2). Soms langer, soms korter, maar laten we 120 jaar als uitgangspunt nemen.
De eerste opgave is natuurlijk om de woningen zo lang mogelijk mee te laten gaan, het beheren en onderhouden van de woningen staat daarbij voorop (3). Als dan blijkt dat de woning niet meer voldoet en ook niet aan te passen is binnen financiële en technische kaders, moet hij plaats maken voor iets anders. Voorheen was dat ook de gedachte, zo snel mogelijk weg, om plaats te maken voor nieuwbouw. Slopen stond gelijk aan de kogel of een bulldozer. Dat is verleden tijd, aangezien er wettelijke eisen worden gesteld aan het afvoeren van materialen. Het mag niet allemaal meer op een grote hoop en er moet onderscheid gemaakt worden naar materiaalsoort. Neemt niet weg dat er nog veel (steen)materiaal in zit, maar verschillende producten zoals hout, metaal en kunststof moeten gescheiden worden. Dat is dan nog steeds ingestoken vanuit het slopen, het afvoeren van afval. Maar met het scheiden van bouwproducten / materialen komt de potentiële waarde van de materialen naar voren. Initiatieven zoals een hergebruikscarrousel (4) ontstaan, zeker voor oudere bouwproducten (pannen, deuren, kozijnen) ontstaat er een bloeiende markt, of zelfs studies naar hergebruik van casco’s (5) of losse elementen (6) vinden plaats. In eerste instantie blijft het beperkt tot losse initiatieven en incidenten.
Van sloop naar winning
Langzaam komt er verandering in. Het scheiden van afval wordt een nieuwe markt. Bestaande spelers (afvalverwerkers), maar ook nieuwe ondernemingen, gaan aan de slag om bouw- en sloopafval opnieuw in te zetten. Het is dan ook geen afval meer, maar het gaat over nieuwe producten en nieuwe grondstoffen. Ondersteund door initiatieven zoals ‘Cradle to Cradle’, maar ook ‘B Corp’, wordt er meer nagedacht over de toekomst en welke spullen nog uit de gebouwde omgeving gehaald kunnen worden. In eerste instantie gaat het hier om het zoeken naar mogelijkheden om het casco opnieuw te gebruiken. We zijn dan eigenlijk nog steeds bezig met renovatie of transformatie. Het casco hergebruiken is een van de hoogste niveaus van hergebruik. Je gebruikt namelijk niet alleen materialen opnieuw, maar de hele eraan gekoppelde functie. Als cascohergebruik niet meer mogelijk is wordt bekeken welke mogelijkheden de afzonderlijke producten en materialen hebben. Gelukkig wordt er steeds meer op voorhand nagedacht over wat je moet doen om hergebruik mogelijk te maken, niet alleen monteren, maar ook demonteren krijgt aandacht. Hetzelfde zie je in de ICT techniek. Alle smartphones, tablets en ander gadgets zitten vol met zeldzame materialen. In eerste instantie werd dit gewonnen uit de bodem maar steeds meer worden deze apparaten teruggenomen (zelfs tegen een vergoeding) omdat de verwerkte materialen, hoe minimaal ook, veel geld waard zijn. Voor telefoons is een heel terugnametraject vastgelegd (7). Het enige dat je merkt is dat de consument er nog niet echt mee bezig is. De oude telefoon blijft liggen als ‘reserve’ die je vervolgens toch nooit meer gebruikt en achterin de lade terecht komt. Op die manier gaan grondstoffen verloren. In de bouw moet ook de gedachte dat het om grondstoffen met waarde gaat nog voeten in de aarde krijgen. Daar zijn het vooral sloopbedrijven die de waarde van materiaalstromen zien. Afdanken wordt dan grondstofwinning, ook wel Urban Mining genoemd.
Toekomst van Urban Mining
Hoe gaat de ontwikkeling dan verder? Afval wordt gezien als voedsel en nieuwe initiatieven ontstaan. Bijvoorbeeld door materialen in te zamelen of om te ontwerpen vanuit herwinbaarheid. Het wordt voor bedrijven interessant om hun eigen grondstoffen te beheren. Het is een manier om de continuïteit te waarborgen in de toekomst, terugnemen van je eigen producten garandeert een aanvoer van grondstoffen. Aan de andere kant zal ook regelgeving een rol gaan spelen. De milieuanalyse voor nieuwbouw in het Bouwbesluit (nu nog zonder eis) zal in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid ook om een invulling vragen bij de bestaande bouw. Het verminderen van de benodigde bodemgrondstoffen wordt daarin dan natuurlijk beloond. Op die manier wordt Urban Mining niet alleen iets voor de producent/aanbieder, maar ook voor de opdrachtgever en eindgebruiker omdat men er (nog altijd wel verplicht) om gaat vragen. Het wordt een onderscheidende kwaliteit en het is goed om daar nu al rekening mee te houden.
Vandaag
Op dit moment zijn we nog niet zo ver. Het selecteren van materialen en bewust ontwerpen op hergebruik gebeurt nog maar beperkt. Natuurlijk zijn er producenten of branches die een keurmerk voor hun product hebben, of die beter scoren in de milieudatabase dan vergelijkbare producten. Actief gebruik van deze kennis bij materiaalselectie of ontwerp gebeurt nog maar mondjesmaat. Maar dat wil niet zeggen dat het achterwege moet blijven. Het gaat namelijk over bouwen met toekomst. En dat moeten we in de toekomst zo efficiënt mogelijk doen. De laatste jaren zijn we op het vlak van energiegebruik aardig bezig, maar op het vlak van materiaalgebruik moet er nog veel gebeuren en zijn we nog lang niet efficiënt genoeg.
De traditionele stapelbouwmethode heeft de eigenschap dat bouwdelen gemakkelijk te scheiden zijn. Dit geldt ook voor een groot deel van de systeembouwwoningen, die in de periode 1945-1975 in Nederland gebouwd zijn. Zonder specifiek onderzoek is te stellen dat zeker 20% van de woningvoorraad de kenmerken bezit om bouwdelen te demonteren. Maar er is nog een groot verschil tussen kunnen en doen.
Op dit moment is het van belang om in het kader van Urban Mining de materiaalstromen bij de verschillende vormen van kwaliteitsaanpassing in kaart te brengen (conserveren, renoveren, transformeren en nieuwbouw) en daarbij kennis te ontwikkelen over de mogelijkheden voor de verschillende woningtypen en bouwsystemen, ten aanzien van het gebruik en hergebruik van bouwdelen en materialen. Een aardig voorbeeld uit het verleden is hergebruik van de Elementumflats in Maassluis, waarbij in de praktijk gebleken is wat er her te gebruiken is en wat de milieubelasting ervan is in vergelijking met volledige nieuwbouw. De berekeningsmethoden zijn er en de praktijk is volop aan verandering toe. Nu wordt het tijd de kennis eenduidig te documenteren, zodat we gezamenlijk begrip krijgen.
(1) Het einde van de levensduur kan worden ingegeven door drie verschillende oorzaken. Dat kan technisch (te veel aanpassingen), economisch (te duur) of functioneel (geen vraag) van aard zijn
(2) Proefschrift ‘Assessment of the Sustainability of Flexible building. The Improved Factor Method: service life prediction of buildings in the Netherlands, applied to life cycle assessment, Haico van Nunen, 2010
(3) Op www.levensduur-denken.nl worden de thema’s beheer, onderhoud en milieu in hun breedheid besproken
(4) ‘Leren door demonstreren’, SEV, april 2007
(5) ‘Aftoppen, de eerste winst’, Bouwwereld 19, 8 oktober 2001
(6) ‘HerGebruikt Bouwen’, rapportage H. van Nunen 1999
(7) Diverse websites zamelen telefoons in om ze te recyclen, onder meer www.zonzoo.nl, www.techreturns.nl of www.recell.nl
Woningonderhoud en oog voor milieu vragen om integratie
Iedere woning heeft haar eigen verhaal. Gebouwd vanuit een bepaalde gedachte om iemand te voorzien van woonruimte. Misschien door een particulier, om er zelf in te wonen, wellicht door iemand om er anderen in te huisvesten. Denk aan fabrikanten om hun arbeiders een plek te bieden, coöperaties, verenigingen of stichtingen vanuit hun maatschappelijke waarden en normen. Een klein deel van onze voorraad bestaat uit vooroorlogse woningen, maar het overgrote deel is van na de oorlog. Gebouwd in de wederopbouwperiode en vervolgens zijn deze woningen volgens de maten en de (economische) standaard van dat moment gebouwd (1). Sinds de woningen gebouwd zijn, hebben er al onderhoudsmaatregelen (of renovatie) plaatsgevonden. Ook daarin heeft iedere woning weer haar eigen verhaal. Voor wat betreft onderhoud en aanpassingen heeft iedere woning zijn eigen cyclus. Op hoofdlijnen is deze cyclus gelijk, maar de context, het verhaal van de woning, bepaalt de mogelijkheden die er zijn. Bij woningrenovatie gaat het dan ook om het begrijpen van het verhaal, zodat je het accommoderend vermogen van de woning kunt benutten.
Stapelen
Woningen zijn opgebouwd uit losse delen. Losse materialen die zijn verwerkt tot producten en componenten. Ieder onderdeel (product of component) van de woning heeft haar eigen vervangingsmoment (cyclus), maar het specifieke moment waarop echt iets moét gebeuren wisselt per woning. Het is afhankelijk van verscheidene factoren (2) en bovendien het moment waarop de keuze gemaakt wordt. Het is de kunst om te zien welke verbeteringen nodig zijn en op welk moment. Het strikt vasthouden aan (theoretische) geplande momenten is hierin weinig zinvol. Het gaat om het afwegen van de wensen van de huidige bewoners, in relatie tot de gewenste kwaliteit in de toekomst voor de nieuwe huurder, en als afgeleide daarvan voor de corporatie. Dat leidt er soms toe dat maatregelen niet worden uitgevoerd en pas bij mutatie worden gedaan. Het betreft de afweging tussen de korte en de lange termijn. De ingreep moet daarin niet bestaan uit losse maatregelen, maar juist uit een integrale verbetering. Soms is het goed om weer even een inhaalslag te maken, kwaliteit weer op peil te brengen en de komende jaren een zekere exploitatie te hebben (3). Het brengt een zekere rust om dan vanuit de cyclus alles op een rij te zetten en het (planmatig) onderhoud vast te leggen. Hiermee is de koers uit te zetten voor een complex. De actuele situatie wordt dan toch wel weer door het verhaal van de woning bepaald. Bijvoorbeeld door de keuze voor planmatig werken of toch vraaggestuurd (4)?
Beheer, onderhoud en milieu
Bouwen is één, behouden is een tweede. De professionele beheerder, of het nu een corporatie, belegger of fonds is, heeft twee taken. Enerzijds het technisch onderhoud, zodat de woningen fysiek blijven voldoen. Anderzijds het technisch beheer van de woning. Zorgen dat alles in, aan en om de woning goed verloopt, zoals contracten, veiligheid en omgeving, maar ook de zorg bij calamiteiten. Van oudsher waren dit de twee taken. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van taken van gemeente naar corporatie. Dit wordt langzaam weer teruggedraaid nu corporaties hun focus leggen op de primaire taak, huisvesten. Er komt echter een taak bij. Bij alles wat gedaan wordt, wordt het milieu steeds belangrijker. In eerste instantie vanuit energiebesparing. Dit is momenteel een dusdanig maatschappelijk thema dat daar bij onderhoud en beheer minimaal aandacht voor moet zijn en vaak zelfs de aanleiding vormt voor de verbeteringen. Maar ook richting materiaalgebruik en gezondheid wordt steeds meer verwacht van de bouwsector. In nieuwbouw is de materiaalbeoordeling verplicht, bij renovatie zal dit op termijn ook wel komen.
Het verhaal van de woning legt de basis voor de onderhoudscyclus. Gebruikte materialen, gerealiseerde kwaliteit en wijze van gebruik bepalen de eerste vervangingsmomenten. Daarna wordt het heel gedifferentieerd. Ieder verhaal resulteert in een eigen beeld zien. Als opgave kun je kiezen om je eigen nulpunt te bepalen (inhaalvraag) en vandaaruit verder gaan. Of ervoor kiezen om de verhalen te leren kennen en te benutten. Welke woning is waarvoor geschikt? In beide gevallen gaat het om het maken van een keuze. Een keuze waarin beheer en onderhoud worden afgezet tegen beleid en visie. Dat geheel, in combinatie met de maatschappelijke verantwoordelijkheid die we gezamenlijk hebben, (milieu) vormt de grondslag voor levensduurdenken (5).
Bronnen/verwijzingen:
(1) ‘Essay, de toekomst van de woningvoorraad’, Martin Liebregts en Haico van Nunen april 2014
(2) Negen invloedfactoren voor de levensduur van een product worden vermeld in ‘Assessment of the Sustainability of Flexible building. The Improved Factor Method: service life prediction of buildings in the Netherlands, applied to life cycle assessment, Haico van Nunen, 2010.
(3) BouwhulpGroep heeft een onderhoudsmodel ontwikkeld op basis van een inhaalvraag en daarbij behorende onderhoudscycli om snel een beeld te krijgen van de toekomstige onderhoudsbehoefte.
(4) ‘Meer bewonerstevredenheid, minder techniek’, Haico van Nunen, kennisbank bestaandewoningbouw 27 november 2013
(5) Levensduur-denken is een weblog, dat zich richt op het speelveld van onderhoud, beheer en milieu. Een diversiteit aan artikelen is daar terug te vinden, met als centrale thema de wijze waarop de bestaande bouw zich in de toekomst zal ontwikkellen.
Nieuwe vormen van samenwerken
– Orakel van Delphi –
De raadpleging van een Orakel is een eeuwenoude, welbekende manier om antwoord op een vraag te krijgen. Renovatie 2014 had een eigen Orakel. In samenspraak met een panel van deskundigen, die zich als dienaar van de kennis opstellen, poogde dit Orakel van Delphi een antwoord te geven op de dilemma’s die zich in een praktijk voordoen. De uitgelezen kans voor woningcorporaties om vragen te stellen aan specialisten uit meerdere sectoren. Ieder dag worden dezelfde drie projecten belicht, maar telkens vanuit een ander invalshoek (1).
Nieuwe vormen van samenwerken
De eerste dag stond het nieuwe samenwerken centraal. De traditionele rolverdeling inde bouw is aan het veranderen. Dat houdt in dat de taken en verantwoordelijkheden anders worden, of dat ze in ieder geval anders ingevuld worden. Er wordt meer samengewerkt, ‘lean’ is het toverwoord en op papier gaat het daar allemaal beter, sneller en goedkoper door. Maar wat zijn de bevindingen van de drie orakel projecten. Jan Willem van den Groep (Platform31), Alfred van den Bosch (De Alliantie) en Gerben van Dijk (Vernieuwing Bouw) geven als Orakel hun visie op de dilemma’s.
De Kroeven – Roosendaal
Passief renoveren brengt een nieuwe kwaliteitsstandaard met zich mee. Het simpelweg stapelen van materialen is niet toereikend om het gewenste kwaliteitsniveau te halen. Maar hoe zorg je er nu voor dat je op voorhand de juiste kennis in huis haalt. Iedereen zal roepen dat hij het kan, maar welke partij is op voorhand het meest geschikt en zal ook kennis meebrengen. Hieraan gekoppeld geldt tevens dat deze partijen die de kennis en kunde in huis hebben ook op hun verantwoordelijkheid aangesproken moeten kunnen worden. Met het in elkaar schuiven van de keten kan het soms ingewikkelder worden. Als alle partijen meedenken en kennis inbrengen voor een bouwdeel, wie is er dan uiteindelijk eindverantwoordelijke. De financiering van een transformatie vraagt om meer financiële armslag dan de gemiddelde renovatie. Het gaat al snel over €20.000 of meer. Welke kansen zijn er, naast de huurinkomsten om die extra ruimte te realiseren? Zijn er binnen de veranderende rollen ook partijen aan te wijzen die juist inde financiering hun bijdrage kunnen geven.
Active House Montfoort
Met nieuwe vormen van samenwerken moet het sneller, beter en goedkoper worden. Bij Active House Montfoort is door de markt aangegeven dat het gerealiseerde concept € 95.000, mag kosten. Aangezien de investeringskosten voor de tien pilotwoningen €130.000 bedraagt is daar nog een slag te slaan. In hoeverre kan door andere vormen van samenwerken dat gat ingevuld worden? Net als bij de Kroeven wordt er gesteld dat met de samenwerking een veelvoud aan partijen met zich mee brengen. Maar wie zorgt er nu uiteindelijk voor de eindkwaliteit, en wie is er eindverantwoordelijke? In het geval van de Poorters van Montfoort was een consortium eindverantwoordelijke, maar ook binnen de verschillend partijen geldt de vraag wie welke prestaties moet leveren en ook hoe dat geborgd wordt. Een goed voorbeeld is de luchtdichtheid , waar veel disciplines gezamenlijk moeten zorgen voor het eindresultaat. Het realiseren van een gebouw vraagt om inzet van alle partijen. Met name bij niet alle daagse oplossingen moet je de juiste kennis in huis halen en partijen hebben zowel in de voorfase als in de uitvoeringsfase die mee kunnen denken. Binnen de visie van Active House betekent dit bijvoorbeeld continue de uitgangspunten in het oog houden, en daarvanuit de keuzes maken.
Hortensiaflat – Heerhugowaard
Bij de Hortensiaflat is men in feite haar tijd al ver vooruit, gezien de discussies die er nu zijn over de privatisering van de kwaliteitsborging. Bij dit project zijn partijen zelf verantwoordelijk voor de kwaliteitscontrole. Hiervoor moet wel een andere manier van organiseren plaatsvinden. De kosten voor deze renovatie zijn hoog. (Beter) samenwerken zou hier een besparing kunnen leveren, maar op welk vlak is die besparing te zoeken? Tot slot geldt ook voor dit project dat er met veel partijen aan het resultaat wordt gewerkt. Maar waar liggen nu de verschillende verantwoordelijkheden.
Het Orakel
Al met al kan gesteld worden dat de bouw aan het veranderen is. De drie projecten laten al zien dat met projectteams of consortia de opgave meer integraal wordt opgepakt. Maar we zijn eigenlijk pas net bezig met de nieuwe vormen van samenwerken. Het terugkerende dilemma is toch wel het benoemen van de verantwoordelijkheden. Het lijkt nu vaak wel of iedereen mag mee roepen bij het ontwikkelen van een bouwdeel, maar dat als puntje bij paaltje komt er niemand ‘echt’ voor verantwoordelijk is. Het aanwijzen van een verantwoordelijke voor een (deel) van het gebouw zorgt ervoor dat er iemand is die zich afvraagt of de juiste kwaliteit is wel is geleverd, of dat het niet nog optimaler kan. Dat ondervangt meteen een ander probleem, namelijk at van kennis in huis halen. Iemand die niet de juiste kennis heeft zal ook niet verantwoordelijk willen zijn voor dat deel van het project. Als je de risico’s niet kent wil je ook niet dat het je verantwoordelijkheid is. Daar komt bij dat het ook echt een nieuwe vorm van samenwerken is en dat gebeurt niet van de ene op de ander dag. Nu merk je dat je toch al snel wordt afgerekend op één resultaat, terwijl het eigenlijke een kwestie van investeren is, om de langere termijn in een nieuwe vorm van samenwerken uit te komen. Maar dat vergt ook een andere manier van opdrachtgeven. Waarbij je een aantal zaken uit handen geeft aan het samenwerkingsverband, maar dat aan de voorkant beter moet afbakenen wat je nu precies wil hebben.
bronnen/vermeldingen:
(1) Iedere dag werden dezelfde drie projecten (De Kroeven, Roosendaal, De Poorters van Montfoort, De Hortensiaflat, Heerhugowaard) gepresenteerd vanuit het perspectief van de toeleverende industrie, bewoners en adviseurs. Zij toonden afzonderlijk hun praktijk in woord en beeld en legden hun vragen voor aan het Orakel. Elke dag staat een ander thema centraal, te weten Nieuwe vormen van samenwerken, Bewoners aan de Knoppen en Levensduur-denken. In alle gevallen ging het om de kwaliteitsaanpassingen van de woning. Elke dag behandelde een wisselend panel van deskundigen anderhalf uur lang de dilemma’s.
Renovatie: meer dan energiemaatregel
Bij een renovatie gaat veel aandacht uit naar energiemaatregelen. Maar een geslaagde renovatie kent meer kwaliteitsaspecten. Het vraagt om een integrale benadering van de opgave. Energiebesparing is een belangrijk onderdeel van de totale kwaliteit, maar er is meer dan dat. Het gaat dan ook over beeld, comfort, ruimte en aanpassingsmogelijkheden in de tijd. Het moet voor mensen een thuis zijn. Iedere woning heeft aanpassingsmomenten gedurende de levensloop. Het gaat erom die aanpassingsmomenten zo goed mogelijk te benutten om aan te sluiten bij de kwaliteitseisen van vandaag en die van de toekomst. Dat betekent dat je niet alleen naar de korte termijn kijkt, maar juist probeert nu kwaliteit toe te voegen voor de langere tijd. Kortom denken over levensduur.
De Active House renovatie van De Poorters in Montfoort vormt de rode draad van een webinar. Aan de hand van dit project is het thema levensduur-denken nader toegelicht door Haico van Nunen. Wat betekent het om een gebouw te onderhouden en aan te passen en welke keuzes kom je tegen. Vervolgens is het project verder toegelicht door de projectleider van de woningcorporatie, Bernard van Dam. Hij vertelt vanuit zijn perspectief hoe de transformatie tot Active House is verlopen. En wat nu precies de visie van Active House inhoudt wordt door Marthijn Reekers van Velux verduidelijkt. Het webinar geeft een beeld over wat er dan meer gedaan moet worden dan energie, vanuit verschillende invalshoeken.
De opname van het webinar van dinsdag 18 maart 2014 is hier in zijn geheel te bekijken.
van stip naar lijn
Invulling geven aan de stip op de horizon
Renovatie is in beweging. Een beetje. Langzaamaan ontstaan er initiatieven om met een renovatie substantieel kwaliteit toe te voegen voor de langere termijn. Het is nog geen gemeengoed en blijft tot nu toe nog hangen op voorbeeldprojecten en pilots, maar er is beweging om de renovatieopgave voor de lange termijn vorm te geven. Een veelgehoord doel is om ‘de stip op de horizon’ in te vullen. Maar dan komt ook meteen de vraag naar voren, hoe ziet die stip er uit? En is er wel sprake van één stip?
‘type duurzaam’
De kwaliteitseisen die we aan woningen stellen worden steeds scherper. Omdat de gebruiker dat wil, maar vooral doordat de overheid het voorschrijft. Het Bouwbesluit geldt als ondergrens, maar wordt meestal ook gezien als bovengrens. Meer bieden kost geld. Maar je kunt het ook omdraaien. Meer bieden geeft een bepaalde waarde, en als de gebruiker die waarde ziet gaat hij er om vragen.
Het gaat er dan om de vraag vooraf aan te kunnen geven. Welke kwaliteitsaspecten vinden bewoners de moeite waard om te vragen en vervolgens ook in te investeren. Een van deze kwaliteitsaspecten is duurzaamheid. In het artikel ‘van merk naar model’ (1) wordt ook al stilgestaan bij duurzaamheid. Daar wordt onderscheid gemaakt naar een aantal maatschappelijke thema’s die het onderscheid kunnen maken in de kwaliteit van een product. Deze maatschappelijke thema’s worden daar vergeleken als de ‘typen’ van een auto. Waar bij auto’s het gaat over een sedan, een stationwagon of een SUV, gaat het in de bouw over woningen met aandacht voor comfort, duurzaamheid, levensloopbestendig, wonen met uitstraling of ruimtelijk wonen. Daarmee komen er verschillende typen componenten op de markt.