• de toekomst van onderhoud (2)

    – Van MJOP naar voorraad – 

    Voor een duurzame onderhoudsstrategie moet je anders kijken. Het op component niveau beschouwen van de opgave levert zowel op strategisch als op operationeel nieuw nieuwe kansen op. Het vorige artikel (1) introduceerde de componentaanpak, niet alleen voor vernieuwing, maar juist voor onderhoud. Het laat zien dat de voorraad op verschillende manier te benaderen is. Voor een duurzame strategie heb je andere middelen nodig dan een MJOP. Doordat deze op complex niveau is gericht ga je altijd de diepte in. Met componenten heb je de keuze om de breedte te verkennen (portfolio) voordat je (alsnog) de diepte in gaat, bij de fysieke uitvoering.

    Een van de keuzes heeft betrekking op het niveau dat je wil hebben. Hoe gedetailleerd wil je het hebben. Het gaat daarbij om keuzes te maken in prijs, kwaliteit, maar ook in aanbod en diversiteit. Door de randvoorwaarden te specificeren bepaal je als opdrachtgever of je het op woning niveau, complex niveau of voorraad niveau gaat aanpakken. Wordt het een instrument om op strategisch niveau de oplossingen te verkennen, of juist op operationeel niveau de inhoud van de oplossing te definiëren. Met componenten zijn beide niveaus mogelijk.


    Lees meer

  • Zitten op de grondstoffenbank

    In de toekomst zal er steeds meer sprake zijn van de circulaire economie, een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. Onze woningvoorraad speelt daar een rol in. Er staat namelijk grofweg een miljard ton aan gebouwd materiaal, alleen al aan woningen (1). Dat vormt onze grondstoffenbank voor de toekomst. De vraag, is hoe we die grondstoffen in kunnen zetten?

    Een tijdje terug begeleide ik een workshop die ging over de circulaire economie. Het specifieke onderwerp van de sessie was ‘bestaande voorraad als grondstoffenbank’. Er werd opgemerkt dat het beschouwen van iemands huis als grondstoffenbank toch wel op weerstand zou stuiten van de bewoners. Immers die zijn toch meer geneigd om te denken in termen zoals thuis, comfort, geborgen of eigenheid. En niet in grondstof, footprint of recycling. Tot nu toe blijven hergebruik en gesloten kringlopen dan vaak in de idealensfeer hangen. Toch biedt de gedachte van een circulaire economie voor zowel gebruiker als fabrikant toekomst. Drie stappen om dat toekomstperspectief te vergroten:

    1. Haal motieven uit elkaar
    De gemiddelde bewoner is niet bezig met waar iets van gemaakt is of waar het vandaan komt. Eerder met: ‘is het mooi, kan ik het gebruiken, heb ik er iets aan’. Dat zijn de vragen waar het om gaat. Het aantal gebruikers dat écht iets aanschaft vanwege hergebruik of herkomst van materialen is beperkt. Bovendien zit dit vaak nog in de gadgetsfeer.
    De fabrikant heeft een heel andere agenda. Een grote kostenpost bij veel producten is de grondstof. Daarbij gaat het niet alleen om de prijs van het product, maar steeds vaker zijn aanbod en beschikbaarheid (en daarmee de prijs) van belang. Kijk maar eens naar de beschikbaarheid van aluminium (2). Als je eigenaar blijft van de materialen, dan heb je de beschikbaarheid zeker gesteld.

    2. Zoek overeenkomsten
    Als aanbieder wil je zeggenschap houden over je grondstof. Maar waarom zou de bewoner daar in meegaan? Het moet interessant gemaakt worden voor hen om hiervoor te kiezen. Wellicht door het om de vijf jaar omwisselen van een product (als voorbeeld bij onderhoud of revisie). Of juist vanwege vervangbaarheid of reparatiemogelijkheden van een product. Statiegeld wordt ook wel eens genoemd, maar vanwege de lange tijd die er aan gekoppeld zit, zijn mensen hier vaak niet happig op. Maar zou het niet mooi zijn als de fabrikant na tien jaar de deurtjes van de keuken terugneemt en je iets anders uit kunt zoeken? Aangezien het voor beiden een win-winsituatie, is moet hier een verdienmodel voor te vinden zijn. Koop, huur of lease zijn hier voorbeelden van. De overeenkomst hierin is dat de fabrikant na een bepaalde tijd zijn grondstof terug wil en dat de bewoner na een bepaalde tijd aan iets nieuws toe is. Wanneer die momenten samenvallen is er een overeenkomst.

    3. Stimuleren
    De stimulans voor het bedrijfsleven is helder. De circulaire economie zorgt voor garantie in aanvoer. Bovendien kan vaak met minder milieulast geproduceerd worden. Het voordeel voor de bewoner ligt op het vlak van meer inspraak en meer keuze. Wellicht keuzen die we nu niet eens mogelijk achten. Bewoners krijgen er iets voor terug indien men kiest voor producten met een circulaire gedachte.

    Woning_BouwhulpGroep_1000

    De circulaire economie biedt kansen voor zowel de gebruiker als de producent. Het vraagt wel om een andere benadering van bouwen. Componenten van een gebouw moeten los te halen zijn. Monteren en demonteren moet onlosmakelijk verbonden zijn met het ontwerp. Het gaat dan ook niet meer over het denken in een heel gebouw, maar over componentdenken. Door een woning op te delen in componenten kan de stap naar de circulaire economie langzaam gemaakt worden. In een circulaire economie zijn het bouwen en onderhouden opgenomen. Tussentijdse vervanging of revisie maakt onderdeel van uit van de oplossing om gedurende de periode te voorzien in een gebruiksfunctie. De schaal van een component maakt deze oplossingsrichting behapbaar.


    Bronnen/verwijzingen:
    (1) De voorraad bestaat uit 7,27 miljoen woningen van gemiddeld 115 ton (bouw)materiaal
    (2) Veel bestaand aluminium wordt vanuit Europa verscheept naar China. Het is vanuit Chinees oogpunt gezien efficiënter dit materiaal op te kopen en te vervoeren dan nieuw aluminium te maken. Het gevolg zijn hogere aluminiumprijzen in Europa. Bovendien wordt hierdoor in Nederland meer nieuw aluminium geproduceerd dan eigenlijk nodig zou zijn

  • Programma voor aanbod: weten wat je wil

    Als je vroeger ging bouwen, dan moest je alles vooraf zelf bedenken: welke ruimte heb ik nodig, hoe komt het eruit te zien, maar ook: waarvan ga ik het maken en hoe ga ik het maken? Daarvoor nam je verschillende partijen in dienst om dat voor je te doen, aangezien de meeste mensen (en bedrijven) niet zelf al de benodigde kennis in huis hebben. De architect, constructeur, bouwfysicus of adviseur, maar ook bestekschrijver en uiteindelijk de bouwer. Het hele ontwerp en de specificatie werden opgesteld vanuit de vraag. Een complexe werkwijze, maar met een afgestemd eindresultaat.
    Vandaag de dag wordt het steeds meer omgedraaid. De individuele vraag vormt niet meer het uitgangspunt, er komt een aanbodgestuurde markt. Je ziet het overal, iedere speler op de markt heeft een concept om de (ver)bouwopgave in te vullen. Het betreft dan een standaardaanbod, dat geschikt is voor (een deel van) de woningvoorraad. Natuurlijk is er naast de basis ruimte voor maatwerk om aanbod en vraag zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten.

    aanbod- Paul Giovanopoulos 1989

    Als het goed is, komt bovenstaande bekend voor. De aanbieders hebben langzaamaan een omschakeling gemaakt waarin ze hun aanbodgedreven kant te laten zien. De een is hier verder in dan de ander, en dat maakt de markt op dit moment wellicht wat schimmig, maar er is aanbod. Daarmee wordt het wel lastiger voor de opdrachtgever. Voorheen had hij een idee en zocht daar diverse partijen bij, die dit verder met hem uitwerkten. Daarbij was een basisidee nodig, maar gaandeweg het traject kwam het definitieve ontwerp pas tot stand. Het is niet voor niets dat gewerkt wordt met een schetsontwerp, voorlopig ontwerp en een definitief ontwerp. Met de aanbodgestuurde markt moet je op voorhand weten wat je zoekt, je stapt op een later moment in, bijvoorbeeld bij het definitief ontwerp (afhankelijk van het concept, of hooguit in een voorlopig ontwerp). Bovendien moet je als opdrachtgever alle stappen vooraf zelf doen. Daar waar het vanuit de vraag meer als een team werd opgepakt, moet je nu als individu de keuzes op voorhand hebben gemaakt. Natuurlijk zal iedere conceptaanbieder je willen uitleggen waarom hij/zij het beste aanbod heeft, maar alles staat of valt bij het juiste programma.
    De nieuwe markt vergt dan ook wat van de opdrachtgever. Tot nu toe is het vaak gegaan over de veranderingen van de aanbieders. Hoe zij hun visie en processen aan moesten passen om met een aanbod te komen, en hoe lastig dat is. Ik denk dat het nog veel belangrijker is om de opdrachtgever de juiste keuze te laten maken. En daar is nog een hele verandering voor te gaan. Het gaat daarbij om de integrale opgave zichtbaar te maken. Sommige aspecten zijn bij de aanbodgestuurde markt minder van belang. Materialisatie en bouwproces zijn de verantwoordelijkheid van de aanbieder, maar zelfs dat is van belang om te weten, bijvoorbeeld in verband met planning of toekomstig onderhoud. Ook ruimte en beeld bijvoorbeeld zijn nog steeds van belang. Bovendien zijn er meer onderwerpen die normaal gedurende het ontwerptraject aan bod komen en opgelost worden, denk aan de te realiseren kwaliteitsniveaus, onderhoud of comfort. En alles natuurlijk afgezet tegen de economische consequenties. Als puzzelstukjes passen verschillende aspecten in elkaar. En al die aspecten hebben te maken met het programma. Daarbij gaat het niet alleen over het heden, maar ook over de toekomst. Het opstellen van een programma vraagt om levensduurdenken:, wat doe ik nu en wat zijn de effecten voor morgen en overmorgen?

    265 Puzzel van de programmastudie-Bouwhulp

    De verschuiving van een vraaggestuurde naar aanbodgestuurde markt lijkt eenvoudig. Een passend aanbod voor ieder project. Maar er wordt veel meer verlangd van de opdrachtgever. Daar waar hij vroeger een team om zich heen had, moet hij het nu zelf allemaal voorzien. Het gaat toch om een lange periode. Zelfs (beperkt) onderhoud gaat al snel over twintig jaar. Grootonderhoud, transformatie of (ver)nieuwbouw gaan over nog langere perioden. Het formuleren van het programma is dan essentieel, het bepaalt de toekomst. Binnen levensduurdenken staan deze afwegingen centraal en dat kan de opdrachtgever ondersteunen bij het vaststellen van het programma.

  • van stip naar lijn

    Invulling geven aan de stip op de horizon

    Renovatie is in beweging. Een beetje. Langzaamaan ontstaan er initiatieven om met een renovatie substantieel kwaliteit toe te voegen voor de langere termijn. Het is nog geen gemeengoed en blijft tot nu toe nog hangen op voorbeeldprojecten en pilots, maar er is beweging om de renovatieopgave voor de lange termijn vorm te geven. Een veelgehoord doel is om ‘de stip op de horizon’ in te vullen. Maar dan komt ook meteen de vraag naar voren, hoe ziet die stip er uit? En is er wel sprake van één stip?


    Lees meer

  • gebruik bepaalt kwart duurzaamheid

    Het begrip duurzaamheid wordt veel gebruikt. Het is echter altijd maar weer de vraag wat er nu precies onder wordt verstaan, en hoe je ernaar kijkt. Zo is duurzaamheid niet iets van de korte termijn, maar van de lange termijn. Als we het hebben over de duurzaamheid van een woning, dan gaat het ook niet over een exploitatie van vijftig jaar, het gaat minstens over het dubbele daarvan, of wel 120 jaar (1). Maar als we kijken naar een periode van 120 jaar dan moeten we ook meerdere zaken daarin een plek geven. Duurzaamheid gaat dan niet alleen over het gebruik van energie, maar ook over het gebruik van materialen. En dan zijn er nog de aspecten die we niet kunnen meten. Dat mensen graag op die plek willen blijven wonen, dat ze het er prettig vinden en het beeld aanspreekt, zijn waarden die wel een rol spelen, maar niet ‘berekend’ kunnen worden. Ook dat is een vorm van duurzaamheid.

    Eindhoven Philipsdorp BouwhulpGroep_1000

    Laten we eens kijken naar een woning en de genoemde 120 jaar. De woning wordt gebouwd, waarbij veel materialen nodig zijn. De eerste jaren is er nog niet veel onderhoud nodig, maar hoe ouder het gebouw, des te meer er gedaan moet worden. Schilderen, kozijnen vervangen, dakbedekking vernieuwen, noem maar op. Maar ook aanpassingen vanuit comfort. Een grotere badkamer, een uitbouw of een dakkapel behoren tot de aanpassingen in de tijd. Uiteindelijk, na vele jaren is de woning slechts met grote moeite aan te passen en kan er besloten worden om te slopen. In het voorbeeld gaan we ervan uit dat dit ongever na 120 jaar het geval is. De hierboven beschreven gang van zaken levert, uitgedrukt in milieubelasting, een verhouding op van 30-50-20, voor bouwen, gebruiken en slopen. Dat betekent dat in de gebruiksfase nog ongeveer de helft van de materiaalgebonden milieubelasting wordt veroorzaakt. Over een periode van 120 jaar is ongeveer de helft van de milieubelasting toe te wijzen aan materiaal, de andere helft aan energie (2). Dat betekent dus dat de helft van de helft, een kwart van de milieulast, wordt veroorzaakt in de gebruiksfaser. Het gaat dan om noodzakelijk onderhoud, vervanging en aanpassingen , dus door de manier waarop we met de woning omgaan. De manier waarop we renoveren is bepalend voor een kwart van de totale milieudruk van een gebouw. Dat vormt een mooie opgave om mee aan de slag te gaan.

    Levensduur en milieubelasting_1000_BouwhulpGroep

    Duurzaamheid als totaal
    Materiaalgebonden milieulast bedraagt de helft van het totaal, maar er is nog een helft, namelijk de energetische kant. Daar wordt momenteel hard aan gewerkt om ook een reductie van de milieulast te realiseren. Veelal niet vanuit duurzaamheid geredeneerd, maar vanuit woonlasten. Met nul-op-de-meter kan uiteindelijk de milieulast zelfs met vijftig procent afnemen, namelijk het totale energieverbruik wordt opgenomen. Bij renovatie gebeurt dit halverwege de periode van 120 jaar. De totale afname bedraagt in dat geval nog maar een kwart. In deze discussie komt de optie sloop en nieuwbouw ook vaak naar voren. Energiezuinige woningen zouden in de nieuwbouw makkelijker te realiseren zijn. Wat daarbij al snel vergeten wordt is dat het bouwen en slopen (nu respectievelijk 30 en 20 procent) op dat moment een substantieel aandeel in de milieuilast innemen, maar wel over een kortere periode. Een halvering van de levensduur betekent in dat geval een verdubbeling van de last (er is immers minder tijd om de initiële last over te verdelen) 30 wordt 60 en 20 wordt 40 procent. Daarmee is de optie slopen na zestig jaar, geen geldig alternatief en biedt renovatie juist mogelijkheden om duurzaam bezig te zijn.

    Nieuwe opgave
    De eerste winst op duurzaamheidsgebied is om te renoveren. Nieuwbouw zorgt alleen maar voor extra milieulast. Maar daarmee zijn we er nog niet. Energetische oplossingen wordt aan gewerkt en dat zal stapje voor stapje zijn doel bereiken. Binnen de renovatie ligt een hele opgave. Een kwart van de milieubelasting wordt in deze fase veroorzaakt. Nieuwe technieken zijn nodig om nog beter en nog efficiënter hiermee om te kunnen gaan. Cradle 2 cradle, hergebruik of herwinbare grondstoffen bieden legio mogelijkheden om ook in de gebruiksfase een optimalisate na te kunnen streven. Dat zal niet van vandaag op morgen gebeuren, maar het biedt kansen voor de toekomst.

    Bronnen:

    (1) De gemiddelde levensduur van een woning in Nederland bedraagt minimaal 120 jaar. In die periode wordt een woning gebouwd, gebruikt en aanbepast en uiteindelijk weer afgebroken.
    (2) op basis van zes referentieprojecten ligt de verhouding gemiddeld op 55% materiaalgebonden en 45% energiegebonden. Voor de eenvoud wordt in dit voorbeeld een verhouding van 50-50 aangehouden.
    (3) ‘De woning, grondstoffenbank of afval?’, Haico van Nunen,kennisbank bestaandewoningbouw, 28 januari 2014

  • De woning: grondstoffenbank of afval?

    Allereerst gebruiken we de woning om in te wonen. Het is ons ‘thuis’ en we proberen op allerlei manieren er een prettige plek van te maken. Dat doen we door de juiste locatie te zoeken, het juiste woningtype (ruimte, karakter, uitstraling) te kiezen en vervolgens zorgen we ervoor dat de afwerking en uitrusting voldoet aan onze eigen wensen. Het is dan ook niet voor niets dat als je een woning betrekt je eerst alles gaat schilderen en behangen, alvorens je er daadwerkelijk in gaat wonen. Soms wordt zelfs de uitrusting vernieuwd, in de vorm van keuken, badkamer of andere voorzieningen, zoals een uitbouw of een dakkapel. En als dat al niet direct gebeurt, dan komt dat wel later in de tijd aan de orde.
    Lees meer

  • Zonnestroom op grote schaal

    Vorige week werd bekend dat de Amsterdam ArenA wordt voorzien van een zonnepaneelsysteem. Het vaste dak wordt voorzien van 4.200 zonnepanelen, die samen jaarlijks 930.000 kWh op moeten wekken (1). Dat is het equivalent van 270 huishoudens. Daarmee wordt de ArenA een van de drie grootste ‘zonnestadions’ van Europa. Mede door het klimaat en energiefonds en Green Deal partners kon de financiering van de ArenA rond komen. In Nederland is het stadion van FC Groningen ook al voorzien van een grote hoeveelheid zonnepanelen (2). Daar is er voor gekozen om door middel van crowdfunding de financiële middelen bij elkaar te brengen. Je kunt een ‘aandeel’ kopen waarmee je een rendement kunt verwachten. De aantrekkingskracht van een voetbalstadion (en club) speelt hierbij natuurlijk een rol. Dit jaar wordt het stadion van ADO ook van drieduizend panelen voorzien (3). Zo zijn er meer stadions waar een grote hoeveelheid zonne-energie kan worden opgewekt, hetzij voor eigen gebruik of juist om energie te leveren aan de directe omgeving. Zo is er ook al eens geopperd om met het PSV stadion energie op te wekken voor de (monumentale) woningen van het Philipsdorp (4). Wellicht is dat dan de nieuwe toekomst om de omgeving in te schakelen voor energieopwekking. Dit hoeft zich niet te beperken tot voetbalstadions, maar ook nabijgelegen industrie of andere gebouwde omgeving kunnen hiervoor worden ingezet.

    amsterdam arena

    Voor grote projecten zoals een stadion is de situatie duidelijk. Er wordt energie opgewekt en er wordt een contract opgezet met de grootverbruiker. De voorwaarden voor een energieleverancier zijn dan van kracht. Het wordt al weer anders als je de opgewekte energie wilt leveren aan meerdere huishoudens. Het salderen, wat bij de particulier gebeurt, gaat dan niet op en ook nu moet de partij die de energie opwekt voldoen aan alle voorwaarden voor energielevering. Het vraagt dus wel iets meer dan alleen maar investeren en panelen plaatsen. Maar de ruimte om panelen te plaatsen is vaak aanwezig. Wellicht moeten we eens meer kijken naar de mogelijkheden daarvoor en kijken wat de verschillende Green Deals (5) mogelijk maken. Het is een ieder geval een optie om rekening mee te houden.


    Bronnen/verwijzingen:

    (1) Toelichting op het zonnestroomsysteem in de ArenA
    (2) Op het stadion van FC Groningen zijn als eerste voetbalstadion in Nederland pv-panelen aangebracht
    (3) In 2014 is het plan om het stadion van ADO Den Haag van pv-panelen te voorzien.
    (4) Orakel van delphi
    (5) Green Deal in Tilburg

  • energetisch verbeteren: een complete maaltijd

    Onlangs kwam ik een renovatieproject tegen waarin specifiek een onderscheid gemaakt werd tussen bouwtechnische oplossingen (casco en schil) en de installatie. De voorgeschreven energieambitie moest enkel met bouwkundige maatregelen gerealiseerd worden. De installatie van het complex was zelfs voorgeschreven en stond los van de verdere aanpak. Onbewust moest ik denken aan de “strijd” over wat nu de beste oplossing is, eerste de makkelijke oplossingen (laaghangend fruit) en vervolgens de meer ingewikkelde toepassingen (hoog hangend fruit), of toch eerst andersom? Voor beide aanpakken is iets te zeggen, zowel positief als negatief. De makkelijke oplossingen, zoals isolatie en een nieuwe cv-installatie zijn eenvoudig aan te brengen en over het algemeen niet zeer kostbaar. Dat maakt de toepassing ervan laagdrempelig, waardoor er een grote groep woningen voor in aanmerking komt. Zeker gezien de verschillende gemaakt afspraken moeten corporaties deze maatregelen wel nemen om aan de genoemde doelstellingen (labels, CO2, etc.) te kunnen voldoen. De keerzijde is dat deze woning nu verbeterd worden tot (maximaal) label B, maar dat vervolgens de komende vijftien tot twintig jaar er niets meer aan gebeurt. Dus ook over vijftien jaar is het nog steeds (maximaal) een label B woning met bijbehorende kwaliteit. Bovendien moet er dan weer opnieuw een ingreep gepleegd worden om aan de wensen te blijven voldoen. Is deze weg dan de juiste keuze voor de langere termijn?
    Aan de andere kant zijn voor oplossingen die zich richten op lange termijn vaak ook hogere investeringen nodig. Geld dat ,zeker nu, nog maar in beperkte mate aangewend kan worden voor investeringen. Is bij het laaghangend fruit een investering van 10.000 tot 15.000 euro nodig, bij hoog hangend fruit gaat het al snel over het vijfvoudige of meer, afhankelijk van de kwaliteiten die worden aangebracht.

    PV toegepast bestaande bouw

    De woningen kunnen er dan wel weer voor een tijd tegen. Zonder noemenswaardige grote ingrepen kan de woning weer dertig jaar of meer een rol spelen, op alle vlakken: onderhoud maar ook comfort en beleving. Het is natuurlijk een afweging over hoe je met de voorraad om moet gaan. De middelen ontbreken om alles in één keer op hoog niveau te doen, maar de huidige trend is er te veel op gericht om nu zo minimaal mogelijk te doen. Daarmee schuif je het probleem vooruit. Daarom was ik positief verrast door het project waarin men de energieambities juist van het casco vergt en niet vanuit de installatie. Daarmee onderkent men in ieder geval het effect van een goede schil. Al zie ik nog wel een kans voor verbetering. Juist door ook een goede koppeling te maken met de rest van het gebouw (het blijft integraal ontwerpen) kun je een optimaal gebouw maken. Zo kan met kleine toevoegingen aan een goed casco het een nog beter gebouw worden. Zie het casco maar als een hoofdgerecht en de toevoegingen als het toetje. Een goed toetje maakt het gerecht compleet. Zo is het ook bij de woning. Alle maatregelen samen vormen het eindresultaat.

    Even terug naar de genoemde renovatieopgave. Het doel is een ingreep voor dertig jaar, dus het is goed om de oplossingen in het casco te zoeken. Maar in dit geval lag de installatie al vast. Er was dus enkel een hoofdgerecht, geen toetje. Juist voor het totaalresultaat moet je zoeken naar de afstemming tussen casco én installatie. Nu had men de opgave al dusdanig dichtgetimmerd, zodat er voor innovatie vanuit de markt nauwelijks ruimte was. Optimalisatie tussen casco en installatie was nu niet mogelijk. Het project resultaat is daarmee te vergelijken met een goede en smakelijke maaltijd, maar niet af.
    De discussie gaat altijd over de lange termijn ten opzichte van de korte termijn. En uiteindelijk biedt de lange termijn daarin de beste perspectieven. Maar het moet wel nog altijd gefinancierd kunnen worden. Die ruimte is er niet altijd en daarom zal er ook een markt zijn voor korte termijn oplossingen, of oplossingen waar per component verbeteringen worden aangeboden (1). Als je op korte termijn energiebesparing wil realiseren kan dat. Soms is alleen een toetje ook lekker. Door gebruik van een verbeterde installatie, of toevoegingen zoals bijvoorbeeld PV cellen of een zonneboiler maak je een verbeterstap. Maar ben bewust dat het geen volledige maaltijd is, over een tijdje heb je weer honger. Zo ook bij de woning. Het toevoegen van zonnepanelen biedt een reductie op het energiegebruik. Maar het verbetert de rest van de woning niet. Zorg ervoor dat toekomstige verbeteringen (bijvoorbeeld aan de schil of dak) nog steeds tot de mogelijkheden behoren. Dan kun je in afwachting van verdere maatregelen voor nu even vooruit.
    Bronnen/verwijzingen:
    (1) Door niet een hele woning in een keer te renoveren, maar in componenten te denken worden verbeteringen uitgesmeerd in de tijd. Er is zich momenteel een aanbod aan het ontwikkelen voor deze markt.

  • Rek in de tijd

    Het accommoderend vermogen van de woningvoorraad

    Woningen voorzien in bepaalde behoeften. Die behoeften zijn aan verandering onderhevig. De manier van wonen van vijftig jaar geleden verschilt nogal met die van nu. De bestaande voorraad is gebaseerd op een manier van wonen uit het verleden. De vraag is, zit er rek in de tijd, met andere woorden, in welke mate bezitten woningen een accommoderend vermogen?
    Iedere woning die gebouwd wordt, wordt ontworpen binnen een bepaalde tijdgeest. Een nieuwbouwwoning op dit moment wordt gebouwd volgens een programma van eisen uit deze tijd. Het huidige bouwbesluit is leidend, het budget is passend bij een huurstelling of koopprijs en er worden voorzieningen aangebracht die we vandaag de dag nodig achten: afmetingen van de keuken, energieprestatie, aantal wandcontactdozen en het aantal toiletten in de woning, passend bij deze tijd. De woning wordt gerealiseerd met de huidige bekende en veel toegepaste technieken. Deze gang van zaken was in het verleden ook al het geval, maar dan met de opvattingen op dat moment. De normen en opvattingen van weleer hebben geleid tot de woningen zoals die er nu staan. Voor de aanpassingsvraag zijn die uitgangspunten van belang, ze duiden op een oorspronkelijke kwaliteit en het vermogen om vanuit de oorspronkelijke kwaliteit veranderingen te faciliteren.

    008 figuur ontwikkeling huishoudens © 2008

    Het wonen is veranderd, en daarmee ook de wensen/eisen, die we aan het wonen stellen. Het is niet voor niets dat de huidige nieuwbouwwoningen anders zijn. Als voorbeeld een woning uit de jaren vijftig. Werden daar vroeger de bedden nog in getekend en kon men wel met zeven of acht personen hierin wonen, op dit moment wordt diezelfde woning gebruikt door een- of tweepersoonshuishoudens. Het gaat dan om een hele andere manier van gebruiken van een woning. Bij woningverbeteringen, of dat nu conserveren, renoveren of transformeren betreft (1), moet je dan ook rekening houden met die veranderende eisen. Renovatie is een zoektocht naar mogelijkheden om de woning aan te passen. Hierbij gaat het erom het accommoderend vermogen (2) van een woning te kunnen bepalen, of eigenlijk: welke aanpassingen kunnen het beste in welk woningtype plaatsvinden?

    Op die manier is het mogelijk om op een evenwichtige manier met de huidige woningvoorraad om te gaan en de sterke punten te benutten waar dat kan. Op die manier biedt het bestaande extra kwaliteit die anders niet te realiseren is. Denk hierbij aan een bijzondere detaillering (3), een grote variëteit (4), of juist een smalle beukmaat die uitnodigt tot andere oplossingen (5). Bij ieder verbeteringreep kan de kwaliteit van een bestaande woning dichter bij de huidige kwaliteit worden gebracht. Met deze verbeteringrepen wordt niet alleen een onderhoudsingreep gepleegd, er wordt ook kwaliteit aan toegevoegd. Soms gaat het hier om een ingreep vanuit technisch onderhoud (vernieuwen van kozijn), maar een andere keer gaat het om het toevoegen van meer kwaliteit door nieuwe voorzieningen, bijvoorbeeld een nieuw ventilatiesysteem.

    plattegrond_BouwhulpGroep_Renovatie

    Bij de renovatieopgave gaat het erom dat men het accommoderend vermogen van de woningen weet te benutten. Het accommoderend vermogen is gebaseerd op de volgende kenmerken en eigenschappen van een woning (6):

    • Schakeling
    • Stapeling
    • Ontsluiting
    • Beukmaat
    • Ruimte.

    Tezamen bepalen deze vijf kenmerken de potentie van een woning. De mogelijkheden van het casco volgen hieruit en dat wordt vervolgens verder ingevuld met voorzieningen, uitrusting en afwerking. Ieder woningtype heeft zijn eigen kenmerken en kan op basis daarvan ruimte bieden voor aanpassingen. Doordat er verschillende woningtypen te onderscheiden zijn (7), is het accommoderend vermogen van de voorraad verschillend. Diverse typen hebben een eigen accommoderend vermogen. De doorzonwoning is een type dat op basis van de maat, maar ook op basis van de perceeloppervlakte en ontsluiting, veel mogelijkheden biedt.

    cycli woningen met woninggrootte © 2010_BouwhulpGroep

    Het gaat erom de rek in de tijd te zien. Een woning is niet ‘op’ na vijftig jaar. Er moet meestal wel kwaliteit worden toegevoegd om weer een substantiële rol in de woningmarkt te kunnen spelen, maar dat is meteen de mogelijkheid om met maatregelen een woning op maat te maken. Renovatie gaat verder dan alleen de technische oplossing bepalen. Er moet per opgave een woning(type) worden geselecteerd, waarin het beste de gewenste kwaliteit gerealiseerd kan worden. Het selecteren van een woningtype met het invullen van verbetervoorstellen heeft te maken met begrip van het bestaande. Dat vraagt om verder te kijken dan alleen de eerste tien jaar, maar ook oog hebben voor woonwensen van de toekomst. De opgave is dan ook om nu al in te spelen op de komende aanpassingen, door het accommoderend vermogen zo optimaal mogelijk te benutten.
     

    Bronnen/verwijzingen:

    (1) Begrippen maken feiten overbodig, Martin Liebregts, kennisbank bestaande woningbouw, 27 oktober 2008
    (2)   Het accommoderend vermogen van de Hollandse woning, Martin Liebregts en Jelle Persoon, 14 december 2011, kennisbank bestaande woningbouw
    (3)   De eigenheid benut: ruimte, ruimtelijkheid en beeld, Martin Liebregts, 22 maart 2013, kennisbank bestaandewoningbouw
    (4) Rijtjeswoning het verborgen potentieel aan differentiatie (1), Martin Liebregts, 13 maart 2013
    (5)  van woonerf naar hybridewoning, Martin Liebregts,kennisbank bestaandewoningbouw 16 september 2013
    (6)    De kenmerken en eigenschappen worden in de publicatie ‘Essay, woningtype als ordeningsprincipe, Karakterisering van de Nederlandse woningvoorraad’ nader toegelicht. Deze publicatie verschijnt begin 2014.
    (7)   Woningvoorraad uniformiteit in verscheidenheid, 13 augustus 2013, Martin Liebregts, kennisbank bestaande woningbouw.

  • De vraag in kaart

    De woning die er nu staat biedt op dit moment een antwoord aan een bepaalde vraag. Zij is ooit door de bewoner uitgezocht met behulp van een wensenpakket, het aantal vertrekken, de grootte, locatie aanwezigheid van voorzieningen hebben hierin een rol gespeeld. Maar die vraag verandert door de jaren heen. Leeftijd, gezinssituatie, inkomens, maar ook trends en ontwikkelingen in het wonen, zorgen ervoor dat aanpassingen nodig zijn. Deze aanpassingen kunnen gerealiseerd worden binnen de aanpassingscycli van de woning. Met een renovatie of onderhoudsingreep kunnen kwaliteiten worden toegevoegd. Deze ingrepen bieden de kans om de woning te verbeteren. Om deze verbetering aan te laten sluiten, is het nodig om niet alleen te kijken naar de technisch noodzakelijke ingrepen, maar moet ook gekeken worden naar welke vragen er op dat moment zijn. Deze stap lukt meestal wel. Op basis van ervaring, eventueel aangevuld met een onderzoek, kan een programma voor dit moment worden opgesteld. Veel verder kijken wordt al moeilijker.
    En toch is dat wat er moet gebeuren. Renovatie is voor de langere termijn. Als we nu iets doen dan vinden er de komende vijftien, dertig of zelfs vijfenveertig jaar geen noemenswaardige werkzaamheden meer plaats. Alleen kijken naar het programma van dit moment is dan ook niet voldoende.

    Puzzel van de programmastudie_1000_BouwhulpGroep
    Lees meer