• Grondstoffen hergebruiken: Urban Mining

    We bouwen niet voor de eeuwigheid. Gebouwen gaan lang mee, maar ooit komt er een moment dat de ingrepen niet meer opwegen tegen de kosten (1). Of het gebouw heeft een bepaalde maatschappelijke waarde waardoor de investeringen wel worden gedaan. De grachtenpanden in Amsterdam, de tuinsteden verspreid door heel Nederland, of individuele complexen die net een extra waarde kennen vanuit stedenbouw, architectuur, gebruik of een mix hiervan. Maar door de bank genomen worden gebouwen gebouwd, onderhouden, verbeterd, gebruikt en uiteindelijk gesloopt, met 120 jaar als referentie levensduur (2). Soms langer, soms korter, maar laten we 120 jaar als uitgangspunt nemen.

    De eerste opgave is natuurlijk om de woningen zo lang mogelijk mee te laten gaan, het beheren en onderhouden van de woningen staat daarbij voorop (3). Als dan blijkt dat de woning niet meer voldoet en ook niet aan te passen is binnen financiële en technische kaders, moet hij plaats maken voor iets anders. Voorheen was dat ook de gedachte, zo snel mogelijk weg, om plaats te maken voor nieuwbouw. Slopen stond gelijk aan de kogel of een bulldozer. Dat is verleden tijd, aangezien er wettelijke eisen worden gesteld aan het afvoeren van materialen. Het mag niet allemaal meer op een grote hoop en er moet onderscheid gemaakt worden naar materiaalsoort. Neemt niet weg dat er nog veel (steen)materiaal in zit, maar verschillende producten zoals hout, metaal en kunststof moeten gescheiden worden. Dat is dan nog steeds ingestoken vanuit het slopen, het afvoeren van afval. Maar met het scheiden van bouwproducten / materialen komt de potentiële waarde van de materialen naar voren. Initiatieven zoals een hergebruikscarrousel (4) ontstaan, zeker voor oudere bouwproducten (pannen, deuren, kozijnen) ontstaat er een bloeiende markt, of zelfs studies naar hergebruik van casco’s (5) of losse elementen (6) vinden plaats. In eerste instantie blijft het beperkt tot losse initiatieven en incidenten.

    eindhoven - barriersloopfotos_001

    Van sloop naar winning
    Langzaam komt er verandering in. Het scheiden van afval wordt een nieuwe markt. Bestaande spelers (afvalverwerkers), maar ook nieuwe ondernemingen, gaan aan de slag om bouw- en sloopafval opnieuw in te zetten. Het is dan ook geen afval meer, maar het gaat over nieuwe producten en nieuwe grondstoffen. Ondersteund door initiatieven zoals ‘Cradle to Cradle’, maar ook ‘B Corp’, wordt er meer nagedacht over de toekomst en welke spullen nog uit de gebouwde omgeving gehaald kunnen worden. In eerste instantie gaat het hier om het zoeken naar mogelijkheden om het casco opnieuw te gebruiken. We zijn dan eigenlijk nog steeds bezig met renovatie of transformatie. Het casco hergebruiken is een van de hoogste niveaus van hergebruik. Je gebruikt namelijk niet alleen materialen opnieuw, maar de hele eraan gekoppelde functie. Als cascohergebruik niet meer mogelijk is wordt bekeken welke mogelijkheden de afzonderlijke producten en materialen hebben. Gelukkig wordt er steeds meer op voorhand nagedacht over wat je moet doen om hergebruik mogelijk te maken, niet alleen monteren, maar ook demonteren krijgt aandacht. Hetzelfde zie je in de ICT techniek. Alle smartphones, tablets en ander gadgets zitten vol met zeldzame materialen. In eerste instantie werd dit gewonnen uit de bodem maar steeds meer worden deze apparaten teruggenomen (zelfs tegen een vergoeding) omdat de verwerkte materialen, hoe minimaal ook, veel geld waard zijn. Voor telefoons is een heel terugnametraject vastgelegd (7). Het enige dat je merkt is dat de consument er nog niet echt mee bezig is. De oude telefoon blijft liggen als ‘reserve’ die je vervolgens toch nooit meer gebruikt en achterin de lade terecht komt. Op die manier gaan grondstoffen verloren. In de bouw moet ook de gedachte dat het om grondstoffen met waarde gaat nog voeten in de aarde krijgen. Daar zijn het vooral sloopbedrijven die de waarde van materiaalstromen zien. Afdanken wordt dan grondstofwinning, ook wel Urban Mining genoemd.

    Toekomst van Urban Mining
    Hoe gaat de ontwikkeling dan verder? Afval wordt gezien als voedsel en nieuwe initiatieven ontstaan. Bijvoorbeeld door materialen in te zamelen of om te ontwerpen vanuit herwinbaarheid. Het wordt voor bedrijven interessant om hun eigen grondstoffen te beheren. Het is een manier om de continuïteit te waarborgen in de toekomst, terugnemen van je eigen producten garandeert een aanvoer van grondstoffen. Aan de andere kant zal ook regelgeving een rol gaan spelen. De milieuanalyse voor nieuwbouw in het Bouwbesluit (nu nog zonder eis) zal in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid ook om een invulling vragen bij de bestaande bouw. Het verminderen van de benodigde bodemgrondstoffen wordt daarin dan natuurlijk beloond. Op die manier wordt Urban Mining niet alleen iets voor de producent/aanbieder, maar ook voor de opdrachtgever en eindgebruiker omdat men er (nog altijd wel verplicht) om gaat vragen. Het wordt een onderscheidende kwaliteit en het is goed om daar nu al rekening mee te houden.

    Levensduur en milieubelasting_1000_BouwhulpGroep

    Vandaag
    Op dit moment zijn we nog niet zo ver. Het selecteren van materialen en bewust ontwerpen op hergebruik gebeurt nog maar beperkt. Natuurlijk zijn er producenten of branches die een keurmerk voor hun product hebben, of die beter scoren in de milieudatabase dan vergelijkbare producten. Actief gebruik van deze kennis bij materiaalselectie of ontwerp gebeurt nog maar mondjesmaat. Maar dat wil niet zeggen dat het achterwege moet blijven. Het gaat namelijk over bouwen met toekomst. En dat moeten we in de toekomst zo efficiënt mogelijk doen. De laatste jaren zijn we op het vlak van energiegebruik aardig bezig, maar op het vlak van materiaalgebruik moet er nog veel gebeuren en zijn we nog lang niet efficiënt genoeg.
    De traditionele stapelbouwmethode heeft de eigenschap dat bouwdelen gemakkelijk te scheiden zijn. Dit geldt ook voor een groot deel van de systeembouwwoningen, die in de periode 1945-1975 in Nederland gebouwd zijn. Zonder specifiek onderzoek is te stellen dat zeker 20% van de woningvoorraad de kenmerken bezit om bouwdelen te demonteren. Maar er is nog een groot verschil tussen kunnen en doen.

    Op dit moment is het van belang om in het kader van Urban Mining de materiaalstromen bij de verschillende vormen van kwaliteitsaanpassing in kaart te brengen (conserveren, renoveren, transformeren en nieuwbouw) en daarbij kennis te ontwikkelen over de mogelijkheden voor de verschillende woningtypen en bouwsystemen, ten aanzien van het gebruik en hergebruik van bouwdelen en materialen. Een aardig voorbeeld uit het verleden is hergebruik van de Elementumflats in Maassluis, waarbij in de praktijk gebleken is wat er her te gebruiken is en wat de milieubelasting ervan is in vergelijking met volledige nieuwbouw. De berekeningsmethoden zijn er en de praktijk is volop aan verandering toe. Nu wordt het tijd de kennis eenduidig te documenteren, zodat we gezamenlijk begrip krijgen.


    Bronnen/verwijzingen:

    (1) Het einde van de levensduur kan worden ingegeven door drie verschillende oorzaken. Dat kan technisch (te veel aanpassingen), economisch (te duur) of functioneel (geen vraag) van aard zijn
    (2) Proefschrift ‘Assessment of the Sustainability of Flexible building. The Improved Factor Method: service life prediction of buildings in the Netherlands, applied to life cycle assessment, Haico van Nunen, 2010
    (3) Op www.levensduur-denken.nl worden de thema’s beheer, onderhoud en milieu in hun breedheid besproken
    (4) ‘Leren door demonstreren’, SEV, april 2007
    (5) ‘Aftoppen, de eerste winst’, Bouwwereld 19, 8 oktober 2001
    (6) ‘HerGebruikt Bouwen’, rapportage H. van Nunen 1999
    (7) Diverse websites zamelen telefoons in om ze te recyclen, onder meer www.zonzoo.nl, www.techreturns.nl of www.recell.nl

     

  • Woningonderhoud en oog voor milieu vragen om integratie

    Iedere woning heeft haar eigen verhaal. Gebouwd vanuit een bepaalde gedachte om iemand te voorzien van woonruimte. Misschien door een particulier, om er zelf in te wonen, wellicht door iemand om er anderen in te huisvesten. Denk aan fabrikanten om hun arbeiders een plek te bieden, coöperaties, verenigingen of stichtingen vanuit hun maatschappelijke waarden en normen. Een klein deel van onze voorraad bestaat uit vooroorlogse woningen, maar het overgrote deel is van na de oorlog. Gebouwd in de wederopbouwperiode en vervolgens zijn deze woningen volgens de maten en de (economische) standaard van dat moment gebouwd (1). Sinds de woningen gebouwd zijn, hebben  er al onderhoudsmaatregelen (of renovatie) plaatsgevonden. Ook daarin heeft iedere woning weer haar eigen verhaal. Voor wat betreft onderhoud en aanpassingen heeft iedere woning zijn eigen cyclus. Op hoofdlijnen is deze cyclus gelijk, maar de context, het verhaal van de woning, bepaalt de mogelijkheden die er zijn. Bij woningrenovatie gaat het dan ook om het begrijpen van het verhaal, zodat je het accommoderend vermogen van de woning kunt benutten.

    Eindhoven Philipsdorp BouwhulpGroep_1000

    Stapelen
    Woningen zijn opgebouwd uit losse delen. Losse materialen die zijn verwerkt tot producten en componenten. Ieder onderdeel (product of component) van de woning heeft haar eigen vervangingsmoment (cyclus), maar het specifieke moment waarop echt iets moét gebeuren wisselt per woning. Het is afhankelijk van verscheidene factoren (2) en bovendien het moment waarop de keuze gemaakt wordt. Het is de kunst om te zien welke verbeteringen nodig zijn en op welk moment. Het strikt vasthouden aan (theoretische) geplande momenten is hierin weinig zinvol. Het gaat om het afwegen van de wensen van de huidige bewoners, in relatie tot de gewenste kwaliteit in de toekomst voor de nieuwe huurder, en als afgeleide daarvan voor de corporatie. Dat leidt er soms toe dat maatregelen niet worden uitgevoerd en pas bij mutatie worden gedaan. Het betreft de afweging tussen de korte en de lange termijn. De ingreep moet daarin niet bestaan uit losse maatregelen, maar juist uit een integrale verbetering. Soms is het goed om weer even een inhaalslag te maken, kwaliteit weer op peil te brengen en de komende jaren een zekere exploitatie te hebben (3). Het brengt een zekere rust om dan vanuit de cyclus alles op een rij te zetten en het (planmatig) onderhoud vast te leggen. Hiermee is de koers uit te zetten voor een complex. De actuele situatie wordt dan toch wel weer door het verhaal van de woning bepaald. Bijvoorbeeld door de keuze voor planmatig werken of toch vraaggestuurd (4)?

    032b kwaliteitsaanpassing ritme van de cycli ingekleurd 2009

    Beheer, onderhoud en milieu
    Bouwen is één, behouden is een tweede. De professionele beheerder, of het nu een corporatie, belegger of fonds is, heeft twee taken. Enerzijds het technisch onderhoud, zodat de woningen fysiek blijven voldoen. Anderzijds het technisch beheer van de woning. Zorgen dat alles in, aan en om de woning goed verloopt, zoals contracten, veiligheid en omgeving, maar ook de zorg bij calamiteiten. Van oudsher waren dit de twee taken. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van taken van gemeente naar corporatie. Dit wordt langzaam weer teruggedraaid nu corporaties hun focus leggen op de primaire taak, huisvesten.  Er komt echter een taak bij. Bij alles wat gedaan wordt, wordt het milieu steeds belangrijker. In eerste instantie vanuit energiebesparing. Dit is momenteel een dusdanig maatschappelijk thema dat daar bij onderhoud en beheer minimaal aandacht voor moet zijn en vaak zelfs de aanleiding vormt voor de verbeteringen. Maar ook richting materiaalgebruik en gezondheid wordt steeds meer verwacht van de bouwsector. In nieuwbouw is de materiaalbeoordeling verplicht, bij renovatie zal dit op termijn ook wel komen.

    Het verhaal van de woning legt de basis voor de onderhoudscyclus. Gebruikte materialen, gerealiseerde kwaliteit en wijze van gebruik bepalen de eerste vervangingsmomenten. Daarna wordt het heel gedifferentieerd. Ieder verhaal resulteert in een eigen beeld zien. Als opgave kun je kiezen om je eigen nulpunt te bepalen (inhaalvraag) en vandaaruit verder gaan. Of ervoor kiezen om de verhalen te leren kennen en te benutten. Welke woning is waarvoor geschikt? In beide gevallen gaat het om het maken van een keuze. Een keuze waarin beheer en onderhoud worden afgezet tegen beleid en visie. Dat geheel, in combinatie met de maatschappelijke verantwoordelijkheid die we gezamenlijk hebben, (milieu) vormt de grondslag voor levensduurdenken (5).

    Bronnen/verwijzingen:

    (1)     ‘Essay, de toekomst van de woningvoorraad’,  Martin Liebregts en Haico van Nunen april 2014
    (2)     Negen invloedfactoren voor de levensduur van een product worden vermeld in ‘Assessment of the Sustainability of Flexible building. The Improved Factor Method: service life prediction of buildings in the Netherlands, applied to life cycle assessment, Haico van Nunen, 2010.
    (3)     BouwhulpGroep heeft een onderhoudsmodel ontwikkeld op basis van een inhaalvraag en daarbij behorende onderhoudscycli om snel een beeld te krijgen van de toekomstige onderhoudsbehoefte.
    (4)     ‘Meer bewonerstevredenheid, minder techniek’, Haico van Nunen, kennisbank bestaandewoningbouw 27 november 2013
    (5)     Levensduur-denken is een weblog, dat zich richt op het speelveld van onderhoud, beheer en milieu. Een diversiteit aan artikelen is daar terug te vinden, met als centrale thema de wijze waarop de bestaande bouw zich in de toekomst zal ontwikkellen.

  • Programma voor aanbod: weten wat je wil

    Als je vroeger ging bouwen, dan moest je alles vooraf zelf bedenken: welke ruimte heb ik nodig, hoe komt het eruit te zien, maar ook: waarvan ga ik het maken en hoe ga ik het maken? Daarvoor nam je verschillende partijen in dienst om dat voor je te doen, aangezien de meeste mensen (en bedrijven) niet zelf al de benodigde kennis in huis hebben. De architect, constructeur, bouwfysicus of adviseur, maar ook bestekschrijver en uiteindelijk de bouwer. Het hele ontwerp en de specificatie werden opgesteld vanuit de vraag. Een complexe werkwijze, maar met een afgestemd eindresultaat.
    Vandaag de dag wordt het steeds meer omgedraaid. De individuele vraag vormt niet meer het uitgangspunt, er komt een aanbodgestuurde markt. Je ziet het overal, iedere speler op de markt heeft een concept om de (ver)bouwopgave in te vullen. Het betreft dan een standaardaanbod, dat geschikt is voor (een deel van) de woningvoorraad. Natuurlijk is er naast de basis ruimte voor maatwerk om aanbod en vraag zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten.

    aanbod- Paul Giovanopoulos 1989

    Als het goed is, komt bovenstaande bekend voor. De aanbieders hebben langzaamaan een omschakeling gemaakt waarin ze hun aanbodgedreven kant te laten zien. De een is hier verder in dan de ander, en dat maakt de markt op dit moment wellicht wat schimmig, maar er is aanbod. Daarmee wordt het wel lastiger voor de opdrachtgever. Voorheen had hij een idee en zocht daar diverse partijen bij, die dit verder met hem uitwerkten. Daarbij was een basisidee nodig, maar gaandeweg het traject kwam het definitieve ontwerp pas tot stand. Het is niet voor niets dat gewerkt wordt met een schetsontwerp, voorlopig ontwerp en een definitief ontwerp. Met de aanbodgestuurde markt moet je op voorhand weten wat je zoekt, je stapt op een later moment in, bijvoorbeeld bij het definitief ontwerp (afhankelijk van het concept, of hooguit in een voorlopig ontwerp). Bovendien moet je als opdrachtgever alle stappen vooraf zelf doen. Daar waar het vanuit de vraag meer als een team werd opgepakt, moet je nu als individu de keuzes op voorhand hebben gemaakt. Natuurlijk zal iedere conceptaanbieder je willen uitleggen waarom hij/zij het beste aanbod heeft, maar alles staat of valt bij het juiste programma.
    De nieuwe markt vergt dan ook wat van de opdrachtgever. Tot nu toe is het vaak gegaan over de veranderingen van de aanbieders. Hoe zij hun visie en processen aan moesten passen om met een aanbod te komen, en hoe lastig dat is. Ik denk dat het nog veel belangrijker is om de opdrachtgever de juiste keuze te laten maken. En daar is nog een hele verandering voor te gaan. Het gaat daarbij om de integrale opgave zichtbaar te maken. Sommige aspecten zijn bij de aanbodgestuurde markt minder van belang. Materialisatie en bouwproces zijn de verantwoordelijkheid van de aanbieder, maar zelfs dat is van belang om te weten, bijvoorbeeld in verband met planning of toekomstig onderhoud. Ook ruimte en beeld bijvoorbeeld zijn nog steeds van belang. Bovendien zijn er meer onderwerpen die normaal gedurende het ontwerptraject aan bod komen en opgelost worden, denk aan de te realiseren kwaliteitsniveaus, onderhoud of comfort. En alles natuurlijk afgezet tegen de economische consequenties. Als puzzelstukjes passen verschillende aspecten in elkaar. En al die aspecten hebben te maken met het programma. Daarbij gaat het niet alleen over het heden, maar ook over de toekomst. Het opstellen van een programma vraagt om levensduurdenken:, wat doe ik nu en wat zijn de effecten voor morgen en overmorgen?

    265 Puzzel van de programmastudie-Bouwhulp

    De verschuiving van een vraaggestuurde naar aanbodgestuurde markt lijkt eenvoudig. Een passend aanbod voor ieder project. Maar er wordt veel meer verlangd van de opdrachtgever. Daar waar hij vroeger een team om zich heen had, moet hij het nu zelf allemaal voorzien. Het gaat toch om een lange periode. Zelfs (beperkt) onderhoud gaat al snel over twintig jaar. Grootonderhoud, transformatie of (ver)nieuwbouw gaan over nog langere perioden. Het formuleren van het programma is dan essentieel, het bepaalt de toekomst. Binnen levensduurdenken staan deze afwegingen centraal en dat kan de opdrachtgever ondersteunen bij het vaststellen van het programma.

  • Vooruit kijken

    Op weg naar kantoor fiets ik meestal dezelfde route door het Eindhovense Dommeltunneltje. Maar met enige regelmaat moet ik omrijden omdat een deel van die route open ligt. En altijd op hetzelfde punt. Fietspad en tunnel liggen dan open om enige dagen of soms weken later weer ‘verbeterd’ open te gaan. De werkzaamheden duren meestal maar enkele dagen en vervolgens kan het er weer een paar maanden tegen. Toch is diezelfde Dommeltunnel de afgelopen jaren regelmatig het toneel van werkzaamheden en overlast geweest. Eind vorig jaar stond op de borden dat er besloten was om het grootschalig aan te pakken, de route ging voor maar liefst drie maanden dicht! Het leek erop dat het serieus werd aangepakt.
    De drie maanden zijn nu voorbij en de werkzaamheden zijn bijna afgerond. Het asfalt is vernieuwd, nieuwe tegels en zelfs de beplanting is aangepast. Wat schets mijn verbazing dat aan de ene kant het trottoir netjes wordt aangeveegd, maar dat op hetzelfde moment de juist gelegde (en aangeveegde) tegels al weer open worden gehaald om een kabel te leggen. Alles is net vernieuwd, maar toch moet er weer iets aangepast worden. Ik vrees dan ook dat binnenkort de route wederom is afgesloten om weer iets aan te passen of iets nieuws aan te brengen. Wat is de gebruiker er nu mee opgeschoten?
    tunnel

    Deze werkwijze zet je toch aan het denken, ieder keer als je er voorbij komt. Hetzelfde doet zich namelijk ook voor bij onze gebouwvoorraad. We proberen eerst zoveel mogelijk op basis van klachtenonderhoud te doen. Soms iets kleins, soms iets groter, maar het blijft een reactie op de problemen die zich voordoen. Als er voldoende (of eigenlijk teveel) klachten komen dan worden deze klachten gebundeld en wordt een maatregel getroffen zoals het aanbrengen van nieuwe cv-ketels of nieuwe hemelwaterafvoeren, maar nog steeds op basis van klachten. Pas als er echt noodzaak is en het past binnen het beleid, dan wordt er groot onderhoud of een renovatie uitgevoerd. Dat biedt dan wel de mogelijkheid om weer extra kwaliteit toe te voegen en ervoor te zorgen dat je de komende jaren niet weer terug hoeft te komen. Dat is tevens het moment om alle toekomstige voorzieningen aan te brengen, ook al maak je er nu nog geen gebruik van. Dat betekent dat je moet kijken welke andere opgaves er de komende jaren nog aan komen. Als je nu de gevel verbetert, wanneer is het dak dan toe aan vervanging? Dat vraagt erom nu al na te denken over bijvoorbeeld aansluitingen en toekomstige verbeteringen. Dat is lastig, want je bent nu net bezig met déze verbeteringen en de toekomstige opgave houd je je nu niet mee bezig. Maar als je toen geweten had dat er nog een kabel in moest, dan had je het in een moeite door aangebracht.

    En dan, als het goed is, hoeft er niet net na de oplevering en het aanvegen van de stoep, nog iemand te komen om toch nog even een kabeltje te trekken. Dat vraagt om vooruitkijken, plannen maken met de behoefte van morgen in gedachte. Met als doel dat iedereen de volgende jaren weer fluitend naar zijn werk kan fietsen.


    bronnen / verwijzingen:
    dit artikel is eerder geplaatst als blog op Renda.

  • Renovatie: meer dan energiemaatregel

    Bij een renovatie gaat veel aandacht uit naar energiemaatregelen. Maar een geslaagde renovatie kent meer kwaliteitsaspecten. Het vraagt om een integrale benadering van de opgave. Energiebesparing is een belangrijk onderdeel van de totale kwaliteit, maar er is meer dan dat. Het gaat dan ook over beeld, comfort, ruimte en aanpassingsmogelijkheden in de tijd. Het moet voor mensen een thuis zijn. Iedere woning heeft aanpassingsmomenten gedurende de levensloop. Het gaat erom die aanpassingsmomenten zo goed mogelijk te benutten om aan te sluiten bij de kwaliteitseisen van vandaag en die van de toekomst. Dat betekent dat je niet alleen naar de korte termijn kijkt, maar juist probeert nu kwaliteit toe te voegen voor de langere tijd. Kortom denken over levensduur.

    active house front

    De Active House renovatie van De Poorters in Montfoort vormt de rode draad van een webinar. Aan de hand van dit project is het thema levensduur-denken nader toegelicht door Haico van Nunen. Wat betekent het om een gebouw te onderhouden en aan te passen en welke keuzes kom je tegen. Vervolgens is het project verder toegelicht door de projectleider van de woningcorporatie, Bernard van Dam. Hij vertelt vanuit zijn perspectief hoe de transformatie tot Active House is verlopen. En wat nu precies de visie van Active House inhoudt wordt door Marthijn Reekers van Velux verduidelijkt. Het webinar geeft een beeld over wat er dan meer gedaan moet worden dan energie, vanuit verschillende invalshoeken.

    De opname van het webinar van dinsdag 18 maart 2014 is hier in zijn geheel te bekijken.

    banner3_nl

  • van stip naar lijn

    Invulling geven aan de stip op de horizon

    Renovatie is in beweging. Een beetje. Langzaamaan ontstaan er initiatieven om met een renovatie substantieel kwaliteit toe te voegen voor de langere termijn. Het is nog geen gemeengoed en blijft tot nu toe nog hangen op voorbeeldprojecten en pilots, maar er is beweging om de renovatieopgave voor de lange termijn vorm te geven. Een veelgehoord doel is om ‘de stip op de horizon’ in te vullen. Maar dan komt ook meteen de vraag naar voren, hoe ziet die stip er uit? En is er wel sprake van één stip?


    Lees meer

  • ‘type duurzaam’

    De kwaliteitseisen die we aan woningen stellen worden steeds scherper. Omdat de gebruiker dat wil, maar vooral doordat de overheid het voorschrijft. Het Bouwbesluit geldt als ondergrens, maar wordt meestal ook gezien als bovengrens. Meer bieden kost geld. Maar je kunt het ook omdraaien. Meer bieden geeft een bepaalde waarde, en als de gebruiker die waarde ziet gaat hij er om vragen.

    Het gaat er dan om de vraag vooraf aan te kunnen geven. Welke kwaliteitsaspecten vinden bewoners de moeite waard om te vragen en vervolgens ook in te investeren. Een van deze kwaliteitsaspecten is duurzaamheid. In het artikel ‘van merk naar model’ (1) wordt ook al stilgestaan bij duurzaamheid. Daar wordt onderscheid gemaakt naar een aantal maatschappelijke thema’s die het onderscheid kunnen maken in de kwaliteit van een product. Deze maatschappelijke thema’s worden daar vergeleken als de ‘typen’ van een auto. Waar bij auto’s het gaat over een sedan, een stationwagon of een SUV, gaat het in de bouw over  woningen met aandacht voor comfort, duurzaamheid, levensloopbestendig, wonen met uitstraling of ruimtelijk wonen. Daarmee komen er verschillende typen componenten op de markt.

    auto typen
    Lees meer

  • gebruik bepaalt kwart duurzaamheid

    Het begrip duurzaamheid wordt veel gebruikt. Het is echter altijd maar weer de vraag wat er nu precies onder wordt verstaan, en hoe je ernaar kijkt. Zo is duurzaamheid niet iets van de korte termijn, maar van de lange termijn. Als we het hebben over de duurzaamheid van een woning, dan gaat het ook niet over een exploitatie van vijftig jaar, het gaat minstens over het dubbele daarvan, of wel 120 jaar (1). Maar als we kijken naar een periode van 120 jaar dan moeten we ook meerdere zaken daarin een plek geven. Duurzaamheid gaat dan niet alleen over het gebruik van energie, maar ook over het gebruik van materialen. En dan zijn er nog de aspecten die we niet kunnen meten. Dat mensen graag op die plek willen blijven wonen, dat ze het er prettig vinden en het beeld aanspreekt, zijn waarden die wel een rol spelen, maar niet ‘berekend’ kunnen worden. Ook dat is een vorm van duurzaamheid.

    Eindhoven Philipsdorp BouwhulpGroep_1000

    Laten we eens kijken naar een woning en de genoemde 120 jaar. De woning wordt gebouwd, waarbij veel materialen nodig zijn. De eerste jaren is er nog niet veel onderhoud nodig, maar hoe ouder het gebouw, des te meer er gedaan moet worden. Schilderen, kozijnen vervangen, dakbedekking vernieuwen, noem maar op. Maar ook aanpassingen vanuit comfort. Een grotere badkamer, een uitbouw of een dakkapel behoren tot de aanpassingen in de tijd. Uiteindelijk, na vele jaren is de woning slechts met grote moeite aan te passen en kan er besloten worden om te slopen. In het voorbeeld gaan we ervan uit dat dit ongever na 120 jaar het geval is. De hierboven beschreven gang van zaken levert, uitgedrukt in milieubelasting, een verhouding op van 30-50-20, voor bouwen, gebruiken en slopen. Dat betekent dat in de gebruiksfase nog ongeveer de helft van de materiaalgebonden milieubelasting wordt veroorzaakt. Over een periode van 120 jaar is ongeveer de helft van de milieubelasting toe te wijzen aan materiaal, de andere helft aan energie (2). Dat betekent dus dat de helft van de helft, een kwart van de milieulast, wordt veroorzaakt in de gebruiksfaser. Het gaat dan om noodzakelijk onderhoud, vervanging en aanpassingen , dus door de manier waarop we met de woning omgaan. De manier waarop we renoveren is bepalend voor een kwart van de totale milieudruk van een gebouw. Dat vormt een mooie opgave om mee aan de slag te gaan.

    Levensduur en milieubelasting_1000_BouwhulpGroep

    Duurzaamheid als totaal
    Materiaalgebonden milieulast bedraagt de helft van het totaal, maar er is nog een helft, namelijk de energetische kant. Daar wordt momenteel hard aan gewerkt om ook een reductie van de milieulast te realiseren. Veelal niet vanuit duurzaamheid geredeneerd, maar vanuit woonlasten. Met nul-op-de-meter kan uiteindelijk de milieulast zelfs met vijftig procent afnemen, namelijk het totale energieverbruik wordt opgenomen. Bij renovatie gebeurt dit halverwege de periode van 120 jaar. De totale afname bedraagt in dat geval nog maar een kwart. In deze discussie komt de optie sloop en nieuwbouw ook vaak naar voren. Energiezuinige woningen zouden in de nieuwbouw makkelijker te realiseren zijn. Wat daarbij al snel vergeten wordt is dat het bouwen en slopen (nu respectievelijk 30 en 20 procent) op dat moment een substantieel aandeel in de milieuilast innemen, maar wel over een kortere periode. Een halvering van de levensduur betekent in dat geval een verdubbeling van de last (er is immers minder tijd om de initiële last over te verdelen) 30 wordt 60 en 20 wordt 40 procent. Daarmee is de optie slopen na zestig jaar, geen geldig alternatief en biedt renovatie juist mogelijkheden om duurzaam bezig te zijn.

    Nieuwe opgave
    De eerste winst op duurzaamheidsgebied is om te renoveren. Nieuwbouw zorgt alleen maar voor extra milieulast. Maar daarmee zijn we er nog niet. Energetische oplossingen wordt aan gewerkt en dat zal stapje voor stapje zijn doel bereiken. Binnen de renovatie ligt een hele opgave. Een kwart van de milieubelasting wordt in deze fase veroorzaakt. Nieuwe technieken zijn nodig om nog beter en nog efficiënter hiermee om te kunnen gaan. Cradle 2 cradle, hergebruik of herwinbare grondstoffen bieden legio mogelijkheden om ook in de gebruiksfase een optimalisate na te kunnen streven. Dat zal niet van vandaag op morgen gebeuren, maar het biedt kansen voor de toekomst.

    Bronnen:

    (1) De gemiddelde levensduur van een woning in Nederland bedraagt minimaal 120 jaar. In die periode wordt een woning gebouwd, gebruikt en aanbepast en uiteindelijk weer afgebroken.
    (2) op basis van zes referentieprojecten ligt de verhouding gemiddeld op 55% materiaalgebonden en 45% energiegebonden. Voor de eenvoud wordt in dit voorbeeld een verhouding van 50-50 aangehouden.
    (3) ‘De woning, grondstoffenbank of afval?’, Haico van Nunen,kennisbank bestaandewoningbouw, 28 januari 2014

  • De woning: grondstoffenbank of afval?

    Allereerst gebruiken we de woning om in te wonen. Het is ons ‘thuis’ en we proberen op allerlei manieren er een prettige plek van te maken. Dat doen we door de juiste locatie te zoeken, het juiste woningtype (ruimte, karakter, uitstraling) te kiezen en vervolgens zorgen we ervoor dat de afwerking en uitrusting voldoet aan onze eigen wensen. Het is dan ook niet voor niets dat als je een woning betrekt je eerst alles gaat schilderen en behangen, alvorens je er daadwerkelijk in gaat wonen. Soms wordt zelfs de uitrusting vernieuwd, in de vorm van keuken, badkamer of andere voorzieningen, zoals een uitbouw of een dakkapel. En als dat al niet direct gebeurt, dan komt dat wel later in de tijd aan de orde.
    Lees meer

  • BLOKVERWARMING, KANSEN VOOR DUURZAAMHEID

    Het meest gangbare verwarmingstype in Nederland is de individuele cv-ketel. Dit komt met name doordat er nu eenmaal meer eengezinswoningen zijn dan meergezinswoningen. Bovendien geldt, dat lang niet alle meergezinswoningen gebruik maken van een collectieve installatie. Vaak is er in het verleden juist besloten om de collectieve installatie te verwijderen en te vervangen door een individuele installatie. Het grootste voordeel daarvan is dat het verbruik echt direct terug te leiden is naar de bewoner. Dat is namelijk nog steeds een belangrijk knelpunt bij collectieve systemen, ook al zijn er ondertussen systemen die dit goed kunnen registreren. Toch zijn ook hier kansen. Als de infrastructuur goed is, leent de collectieve verwarming zich uitermate goed voor een duurzame energieopwekking.

    Lees meer