• Zitten op de grondstoffenbank

    In de toekomst zal er steeds meer sprake zijn van de circulaire economie, een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. Onze woningvoorraad speelt daar een rol in. Er staat namelijk grofweg een miljard ton aan gebouwd materiaal, alleen al aan woningen (1). Dat vormt onze grondstoffenbank voor de toekomst. De vraag, is hoe we die grondstoffen in kunnen zetten?

    Een tijdje terug begeleide ik een workshop die ging over de circulaire economie. Het specifieke onderwerp van de sessie was ‘bestaande voorraad als grondstoffenbank’. Er werd opgemerkt dat het beschouwen van iemands huis als grondstoffenbank toch wel op weerstand zou stuiten van de bewoners. Immers die zijn toch meer geneigd om te denken in termen zoals thuis, comfort, geborgen of eigenheid. En niet in grondstof, footprint of recycling. Tot nu toe blijven hergebruik en gesloten kringlopen dan vaak in de idealensfeer hangen. Toch biedt de gedachte van een circulaire economie voor zowel gebruiker als fabrikant toekomst. Drie stappen om dat toekomstperspectief te vergroten:

    1. Haal motieven uit elkaar
    De gemiddelde bewoner is niet bezig met waar iets van gemaakt is of waar het vandaan komt. Eerder met: ‘is het mooi, kan ik het gebruiken, heb ik er iets aan’. Dat zijn de vragen waar het om gaat. Het aantal gebruikers dat écht iets aanschaft vanwege hergebruik of herkomst van materialen is beperkt. Bovendien zit dit vaak nog in de gadgetsfeer.
    De fabrikant heeft een heel andere agenda. Een grote kostenpost bij veel producten is de grondstof. Daarbij gaat het niet alleen om de prijs van het product, maar steeds vaker zijn aanbod en beschikbaarheid (en daarmee de prijs) van belang. Kijk maar eens naar de beschikbaarheid van aluminium (2). Als je eigenaar blijft van de materialen, dan heb je de beschikbaarheid zeker gesteld.

    2. Zoek overeenkomsten
    Als aanbieder wil je zeggenschap houden over je grondstof. Maar waarom zou de bewoner daar in meegaan? Het moet interessant gemaakt worden voor hen om hiervoor te kiezen. Wellicht door het om de vijf jaar omwisselen van een product (als voorbeeld bij onderhoud of revisie). Of juist vanwege vervangbaarheid of reparatiemogelijkheden van een product. Statiegeld wordt ook wel eens genoemd, maar vanwege de lange tijd die er aan gekoppeld zit, zijn mensen hier vaak niet happig op. Maar zou het niet mooi zijn als de fabrikant na tien jaar de deurtjes van de keuken terugneemt en je iets anders uit kunt zoeken? Aangezien het voor beiden een win-winsituatie, is moet hier een verdienmodel voor te vinden zijn. Koop, huur of lease zijn hier voorbeelden van. De overeenkomst hierin is dat de fabrikant na een bepaalde tijd zijn grondstof terug wil en dat de bewoner na een bepaalde tijd aan iets nieuws toe is. Wanneer die momenten samenvallen is er een overeenkomst.

    3. Stimuleren
    De stimulans voor het bedrijfsleven is helder. De circulaire economie zorgt voor garantie in aanvoer. Bovendien kan vaak met minder milieulast geproduceerd worden. Het voordeel voor de bewoner ligt op het vlak van meer inspraak en meer keuze. Wellicht keuzen die we nu niet eens mogelijk achten. Bewoners krijgen er iets voor terug indien men kiest voor producten met een circulaire gedachte.

    Woning_BouwhulpGroep_1000

    De circulaire economie biedt kansen voor zowel de gebruiker als de producent. Het vraagt wel om een andere benadering van bouwen. Componenten van een gebouw moeten los te halen zijn. Monteren en demonteren moet onlosmakelijk verbonden zijn met het ontwerp. Het gaat dan ook niet meer over het denken in een heel gebouw, maar over componentdenken. Door een woning op te delen in componenten kan de stap naar de circulaire economie langzaam gemaakt worden. In een circulaire economie zijn het bouwen en onderhouden opgenomen. Tussentijdse vervanging of revisie maakt onderdeel van uit van de oplossing om gedurende de periode te voorzien in een gebruiksfunctie. De schaal van een component maakt deze oplossingsrichting behapbaar.


    Bronnen/verwijzingen:
    (1) De voorraad bestaat uit 7,27 miljoen woningen van gemiddeld 115 ton (bouw)materiaal
    (2) Veel bestaand aluminium wordt vanuit Europa verscheept naar China. Het is vanuit Chinees oogpunt gezien efficiënter dit materiaal op te kopen en te vervoeren dan nieuw aluminium te maken. Het gevolg zijn hogere aluminiumprijzen in Europa. Bovendien wordt hierdoor in Nederland meer nieuw aluminium geproduceerd dan eigenlijk nodig zou zijn

  • Grondstoffen hergebruiken: Urban Mining

    We bouwen niet voor de eeuwigheid. Gebouwen gaan lang mee, maar ooit komt er een moment dat de ingrepen niet meer opwegen tegen de kosten (1). Of het gebouw heeft een bepaalde maatschappelijke waarde waardoor de investeringen wel worden gedaan. De grachtenpanden in Amsterdam, de tuinsteden verspreid door heel Nederland, of individuele complexen die net een extra waarde kennen vanuit stedenbouw, architectuur, gebruik of een mix hiervan. Maar door de bank genomen worden gebouwen gebouwd, onderhouden, verbeterd, gebruikt en uiteindelijk gesloopt, met 120 jaar als referentie levensduur (2). Soms langer, soms korter, maar laten we 120 jaar als uitgangspunt nemen.

    De eerste opgave is natuurlijk om de woningen zo lang mogelijk mee te laten gaan, het beheren en onderhouden van de woningen staat daarbij voorop (3). Als dan blijkt dat de woning niet meer voldoet en ook niet aan te passen is binnen financiële en technische kaders, moet hij plaats maken voor iets anders. Voorheen was dat ook de gedachte, zo snel mogelijk weg, om plaats te maken voor nieuwbouw. Slopen stond gelijk aan de kogel of een bulldozer. Dat is verleden tijd, aangezien er wettelijke eisen worden gesteld aan het afvoeren van materialen. Het mag niet allemaal meer op een grote hoop en er moet onderscheid gemaakt worden naar materiaalsoort. Neemt niet weg dat er nog veel (steen)materiaal in zit, maar verschillende producten zoals hout, metaal en kunststof moeten gescheiden worden. Dat is dan nog steeds ingestoken vanuit het slopen, het afvoeren van afval. Maar met het scheiden van bouwproducten / materialen komt de potentiële waarde van de materialen naar voren. Initiatieven zoals een hergebruikscarrousel (4) ontstaan, zeker voor oudere bouwproducten (pannen, deuren, kozijnen) ontstaat er een bloeiende markt, of zelfs studies naar hergebruik van casco’s (5) of losse elementen (6) vinden plaats. In eerste instantie blijft het beperkt tot losse initiatieven en incidenten.

    eindhoven - barriersloopfotos_001

    Van sloop naar winning
    Langzaam komt er verandering in. Het scheiden van afval wordt een nieuwe markt. Bestaande spelers (afvalverwerkers), maar ook nieuwe ondernemingen, gaan aan de slag om bouw- en sloopafval opnieuw in te zetten. Het is dan ook geen afval meer, maar het gaat over nieuwe producten en nieuwe grondstoffen. Ondersteund door initiatieven zoals ‘Cradle to Cradle’, maar ook ‘B Corp’, wordt er meer nagedacht over de toekomst en welke spullen nog uit de gebouwde omgeving gehaald kunnen worden. In eerste instantie gaat het hier om het zoeken naar mogelijkheden om het casco opnieuw te gebruiken. We zijn dan eigenlijk nog steeds bezig met renovatie of transformatie. Het casco hergebruiken is een van de hoogste niveaus van hergebruik. Je gebruikt namelijk niet alleen materialen opnieuw, maar de hele eraan gekoppelde functie. Als cascohergebruik niet meer mogelijk is wordt bekeken welke mogelijkheden de afzonderlijke producten en materialen hebben. Gelukkig wordt er steeds meer op voorhand nagedacht over wat je moet doen om hergebruik mogelijk te maken, niet alleen monteren, maar ook demonteren krijgt aandacht. Hetzelfde zie je in de ICT techniek. Alle smartphones, tablets en ander gadgets zitten vol met zeldzame materialen. In eerste instantie werd dit gewonnen uit de bodem maar steeds meer worden deze apparaten teruggenomen (zelfs tegen een vergoeding) omdat de verwerkte materialen, hoe minimaal ook, veel geld waard zijn. Voor telefoons is een heel terugnametraject vastgelegd (7). Het enige dat je merkt is dat de consument er nog niet echt mee bezig is. De oude telefoon blijft liggen als ‘reserve’ die je vervolgens toch nooit meer gebruikt en achterin de lade terecht komt. Op die manier gaan grondstoffen verloren. In de bouw moet ook de gedachte dat het om grondstoffen met waarde gaat nog voeten in de aarde krijgen. Daar zijn het vooral sloopbedrijven die de waarde van materiaalstromen zien. Afdanken wordt dan grondstofwinning, ook wel Urban Mining genoemd.

    Toekomst van Urban Mining
    Hoe gaat de ontwikkeling dan verder? Afval wordt gezien als voedsel en nieuwe initiatieven ontstaan. Bijvoorbeeld door materialen in te zamelen of om te ontwerpen vanuit herwinbaarheid. Het wordt voor bedrijven interessant om hun eigen grondstoffen te beheren. Het is een manier om de continuïteit te waarborgen in de toekomst, terugnemen van je eigen producten garandeert een aanvoer van grondstoffen. Aan de andere kant zal ook regelgeving een rol gaan spelen. De milieuanalyse voor nieuwbouw in het Bouwbesluit (nu nog zonder eis) zal in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid ook om een invulling vragen bij de bestaande bouw. Het verminderen van de benodigde bodemgrondstoffen wordt daarin dan natuurlijk beloond. Op die manier wordt Urban Mining niet alleen iets voor de producent/aanbieder, maar ook voor de opdrachtgever en eindgebruiker omdat men er (nog altijd wel verplicht) om gaat vragen. Het wordt een onderscheidende kwaliteit en het is goed om daar nu al rekening mee te houden.

    Levensduur en milieubelasting_1000_BouwhulpGroep

    Vandaag
    Op dit moment zijn we nog niet zo ver. Het selecteren van materialen en bewust ontwerpen op hergebruik gebeurt nog maar beperkt. Natuurlijk zijn er producenten of branches die een keurmerk voor hun product hebben, of die beter scoren in de milieudatabase dan vergelijkbare producten. Actief gebruik van deze kennis bij materiaalselectie of ontwerp gebeurt nog maar mondjesmaat. Maar dat wil niet zeggen dat het achterwege moet blijven. Het gaat namelijk over bouwen met toekomst. En dat moeten we in de toekomst zo efficiënt mogelijk doen. De laatste jaren zijn we op het vlak van energiegebruik aardig bezig, maar op het vlak van materiaalgebruik moet er nog veel gebeuren en zijn we nog lang niet efficiënt genoeg.
    De traditionele stapelbouwmethode heeft de eigenschap dat bouwdelen gemakkelijk te scheiden zijn. Dit geldt ook voor een groot deel van de systeembouwwoningen, die in de periode 1945-1975 in Nederland gebouwd zijn. Zonder specifiek onderzoek is te stellen dat zeker 20% van de woningvoorraad de kenmerken bezit om bouwdelen te demonteren. Maar er is nog een groot verschil tussen kunnen en doen.

    Op dit moment is het van belang om in het kader van Urban Mining de materiaalstromen bij de verschillende vormen van kwaliteitsaanpassing in kaart te brengen (conserveren, renoveren, transformeren en nieuwbouw) en daarbij kennis te ontwikkelen over de mogelijkheden voor de verschillende woningtypen en bouwsystemen, ten aanzien van het gebruik en hergebruik van bouwdelen en materialen. Een aardig voorbeeld uit het verleden is hergebruik van de Elementumflats in Maassluis, waarbij in de praktijk gebleken is wat er her te gebruiken is en wat de milieubelasting ervan is in vergelijking met volledige nieuwbouw. De berekeningsmethoden zijn er en de praktijk is volop aan verandering toe. Nu wordt het tijd de kennis eenduidig te documenteren, zodat we gezamenlijk begrip krijgen.


    Bronnen/verwijzingen:

    (1) Het einde van de levensduur kan worden ingegeven door drie verschillende oorzaken. Dat kan technisch (te veel aanpassingen), economisch (te duur) of functioneel (geen vraag) van aard zijn
    (2) Proefschrift ‘Assessment of the Sustainability of Flexible building. The Improved Factor Method: service life prediction of buildings in the Netherlands, applied to life cycle assessment, Haico van Nunen, 2010
    (3) Op www.levensduur-denken.nl worden de thema’s beheer, onderhoud en milieu in hun breedheid besproken
    (4) ‘Leren door demonstreren’, SEV, april 2007
    (5) ‘Aftoppen, de eerste winst’, Bouwwereld 19, 8 oktober 2001
    (6) ‘HerGebruikt Bouwen’, rapportage H. van Nunen 1999
    (7) Diverse websites zamelen telefoons in om ze te recyclen, onder meer www.zonzoo.nl, www.techreturns.nl of www.recell.nl

     

  • ‘type duurzaam’

    De kwaliteitseisen die we aan woningen stellen worden steeds scherper. Omdat de gebruiker dat wil, maar vooral doordat de overheid het voorschrijft. Het Bouwbesluit geldt als ondergrens, maar wordt meestal ook gezien als bovengrens. Meer bieden kost geld. Maar je kunt het ook omdraaien. Meer bieden geeft een bepaalde waarde, en als de gebruiker die waarde ziet gaat hij er om vragen.

    Het gaat er dan om de vraag vooraf aan te kunnen geven. Welke kwaliteitsaspecten vinden bewoners de moeite waard om te vragen en vervolgens ook in te investeren. Een van deze kwaliteitsaspecten is duurzaamheid. In het artikel ‘van merk naar model’ (1) wordt ook al stilgestaan bij duurzaamheid. Daar wordt onderscheid gemaakt naar een aantal maatschappelijke thema’s die het onderscheid kunnen maken in de kwaliteit van een product. Deze maatschappelijke thema’s worden daar vergeleken als de ‘typen’ van een auto. Waar bij auto’s het gaat over een sedan, een stationwagon of een SUV, gaat het in de bouw over  woningen met aandacht voor comfort, duurzaamheid, levensloopbestendig, wonen met uitstraling of ruimtelijk wonen. Daarmee komen er verschillende typen componenten op de markt.

    auto typen
    Lees meer

  • De woning: grondstoffenbank of afval?

    Allereerst gebruiken we de woning om in te wonen. Het is ons ‘thuis’ en we proberen op allerlei manieren er een prettige plek van te maken. Dat doen we door de juiste locatie te zoeken, het juiste woningtype (ruimte, karakter, uitstraling) te kiezen en vervolgens zorgen we ervoor dat de afwerking en uitrusting voldoet aan onze eigen wensen. Het is dan ook niet voor niets dat als je een woning betrekt je eerst alles gaat schilderen en behangen, alvorens je er daadwerkelijk in gaat wonen. Soms wordt zelfs de uitrusting vernieuwd, in de vorm van keuken, badkamer of andere voorzieningen, zoals een uitbouw of een dakkapel. En als dat al niet direct gebeurt, dan komt dat wel later in de tijd aan de orde.
    Lees meer

  • Overtuig de bewoner

    Laatst zat ik een artikel te lezen over ‘persuasive technology’. Het gaat over hoe je, met ondersteuning van techniek, mensen aan kunt zetten tot het juiste gedrag. Als voorbeeld werd in dat artikel een weg genoemd. Op een hele brede weg word je uitgenodigd om hard te rijden. Is diezelfde weg een stuk smaller dan wordt er minder hard gereden. Het idee van persuasive technology is dat met techniek, bijvoorbeeld LED verlichting, de weg breder en smaller gemaakt kan worden, naar gelang de gewenste snelheid. De gebruiker wordt op deze manier (onbewust) aangezet tot ander gedrag.

    weg verlichting_Bouwhulp

    Je gaat dan eens nadenken over technieken die we in de bouw zouden kunnen gebruiken. We hebben het altijd over ‘de gebruiker centraal stellen’, maar doen we dat ook echt? Uiteindelijk bouw je voor de gebruiker, en wil je met het gebouw de gebruiker ten diensten zijn. Aan de andere kant, als we technieken in moeten zetten om de gebruiker zich volgens een bepaald patroon te laten gedragen, stellen we dan de gebruiker daadwerkelijk centraal? Met technieken die de gebruiker beïnvloeden stel je eigenlijk de maatschappij centraal, net als bij de snelheid op de weg, waar we de maatschappelijk gewenste situatie onbewust willen afdwingen. Wellicht een paar ideeën om te kijken wat de toekomst in de woning ons brengt.

    Misschien is het dan wel mogelijk om met verlichting in de woning een gevoel van comfort op te wekken. Door op koude dagen warme kleuren te gebruiken in de verlichting, ervaart de gebruiker het als warmer. Het gevolg is dat hij de verwarming minder snel hoger in zal stellen. In de zomerperiode kun je juist met koele kleuren werken, waardoor het vertrek koeler wordt ervaren.

    Een andere mogelijkheid heeft te maken met het warmtapwaterverbruik. Een groot deel van de energierekening bestaat uit warm water. Zeker bij de goed geïsoleerdere woningen kan het warmtapwaterverbruik oplopen tot meer dan de helft van het totale gasverbruik. Doordat we steeds betere installaties hebben, maken we er bovendien langer gebruik van, het is comfortabel om lang onder de douche te staan. De zandloper in de douche is meestal niet genoeg om ons te laten stoppen. Maar het is ook mogelijk om met verlichting (steeds koelere kleuren?) of zelfs de fysieke watertemperatuur aan te passen, zodat je merkt dat het minder comfortabel wordt en je daarmee weet dat het lang genoeg heeft geduurd?

    Led douche

    Een combinatie van woningvoorzieningen en het beïnvloeden van de bewoner kan ook. We verwarmen nu onze hele woning op een gelijkmatige temperatuur. Dit doen we veelal via radiatoren of andere afgifte instrumenten. Wellicht moet het gebouw veel kleine stralingspanelen hebben, die met ons meedenken. Als ik op de bank zit doen alleen de panelen bij de bank het, en bij het koken staan de panelen in de keuken aan. Minder hoog, want er komt al warmte van de keuken. Door de chip die je bij je draagt is bekend of die persoon het warm of juist koud wil hebben. De verlichting uit het eerste voorbeeld kan hierbij ondersteuning geven.

    Wat opvalt aan de punten hierboven is dat ze allemaal met comfort te maken hebben. Blijkbaar is dat het terrein waar we met beïnvloeding van de gebruiker hem ook tot ander gedrag aan kunnen zetten.

    Misschien hoeft het allemaal ook niet zo drastisch en is het al voldoende om in een display zichtbaar te maken wat je tot nu toe verbruikt hebt. En dan bedoel ik niet in kuub gas of kWh. Nee, gewoon in euro’s. Dat is toch waar we gevoelig voor zijn. Het gaat dan meer om bewustwording dan om het overhalen/overtuigen van een bewoner. En met de huidige techniek zijn er voldoende voorbeelden voor bewustwording. Zolang de HR-ketel draait om het water op te warmen, of de droger aanstaat om de was weer droog te krijgen, mag er best een rood lampje knipperen. Maar een meekleurende wandcontactdoos, die het (sluip)verbruik aangeeft in kleuren, laat ook duidelijk zien wat er gebeurt. Of een radiator die mee kleurt met de ingestelde temperatuur. Iedere graad meer betekent ook een rodere kleur. Zo zie je wat op een bepaald moment energie vraagt.
    Ik denk dat het beïnvloeden of overhalen van een gebruiker in de woning nog wat ver gaat. Het individuele van een bewoner moet juist gekoesterd worden. Voordat ‘persuasive technlogy’ in de bouw een plek vindt, zal er nog veel gaan gebeuren. Ik denk dat techniek wel veel meer ingezet kan worden bij het overtuigen van bewoners, door zichtbaar te maken wat er om hem of haar heen gebeurt, en op die manier de bewoner te overtuigen dat hij het zelf anders moet doen.

  • De toekomst is aan renovatie toe

    De bestaande bouw heeft de toekomst. Langzamerhand zie je dan ook de markt verschuiven van nieuwbouw naar de bestaande bouw. Renovatie wordt belangrijk. Tijdens het symposium ‘Onderwijs, de basis voor toekomstgerichte renovatie’ stond de toekomst van renovatie centraal. Hoe ziet de toekomstige renovatieopgave eruit, en specifiek de vraag: Welke kennis is er nodig om hiermee aan de slag te gaan? Om in de toekomst de renovatieopgave van passende antwoorden en oplossingen te voorzien en een rol in die markt te kunnen blijven spelen, zullen de opleidingsinstituten hier aandacht aan moeten besteden. Aan de ander kant zullen ook de mensen die vandaag de dag in de praktijk bezig zijn met andere competenties en werkterreinen aan de slag moeten. De veranderingen worden deze middag nader toegelicht. Een van de drie thema’s die centraal stonden deze middag is het thema ‘grondstoffenbank’. In een inleidende presentatie worden stellingen benoemd, die vervolgens in één van de de workshops met de deelnemers verder worden uitgewerkt.

    Lees meer

  • Trias Solida

    Onderhoud en renovatie bieden de kans om gebouwen weer naar het gewenste kwaliteitsniveau te brengen. Daarmee zijn deze ingrepen een essentieel onderdeel van de manier waarop we met woningen omgaan. Het zoeken naar efficiënte en effectieve oplossingen om met de huidige woningen om te gaan vormt de uitdaging. Hierin zijn de manier waarop de maatregel wordt aangeboden (product of dienst), maar ook de benadering (traditioneel of buiten de bestaande kaders) de vernieuwende aspecten.
    Aan de ene kant proberen we met de woningen een behoefte in te vullen. We willen graag ergens wonen waar we het naar onze zin hebben, waar we het comfortabel en hebben en waar we ons thuis voelen. Aan de andere kant moeten we dit op een zo ‘duurzaam’ mogelijke manier doen.
    Met de Trias Solida in gedachte kunnen we onze woon- en leefwensen invullen. Vrij vertaald betekent het dat we goede stevige woningen maken, die lang mee kunnen gaan. Door de woningen lang mee te laten gaan worden er beperkt (nieuwe) grondstoffen gebruikt. De woningen zijn afgestemd op het gebruik en de gebruikers, dus met mogelijkheden om gebouwen aan te passen aan een wisselend gebruik. Ook hierdoor wordt er efficiënt met de beschikbare grondstoffen (materiaal, water en energie) omgegaan. Boven alles zijn de woningen mooi en willen we er graag wonen, we voelen ons thuis.

    De Trias Energetica is bekend. De Trias Solida hanteert dezelfde benadering, maar dan vanuit duurzaamheid in een breed perspectief. Het gaat daarmee in op de mogelijkheden voor de toekomst van de renovatie. Welke prestaties moet de renovatie tot gevolg hebben, maar vooral ook op welke manier dit verwezenlijkt wordt.

    Tijdens het symposium ‘onderwijs, de basis voor de toekomstgerichte renovatie’ ‘stonden drie thema’s centraal; denken als gebruiker, Mekea en Trias Solida. Ze typeren de omslag die nodig is bij het verbeteren van woningen. Van de vraag van de gebruiker, naar de wijze van aanbieden, om bij een duurzame invulling van die opgave uit te komen. Tijdens het symposium is het ‘Manifest Renovatie 2020’ opgesteld, waarin deze thema’s in hun samenhang een plek krijgen.

    [youtube=http://youtu.be/2sgO5-OVw3M]

  • Alles is tegenwoordig groen

    Alles is tegenwoordig groen, ‘duurzame binnendeuren’, ‘luchtzuiverende dakpannen’ of ‘ecologische isolatiematerialen’. Zowel bouwproducten als complete bouwconcepten zijn duurzaam. Het ene concept is nog duurzamer dan het andere, of het nu energieneutraal, klimaatgeschikt of CO2 -proof is. Tussen al die groene oplossingen is een deel natuurlijk oude wijn in nieuwe zakken, maar er zitten ook wel echte vernieuwingen tussen. Het is zoeken naar de meerwaarde die duurzaam bouwen kan hebben.
    De vraag is of we met al die aandacht voor duurzaamheid niet vergeten waar het uiteindelijk om draait, een prettige omgeving om in te wonen of te werken. Vitruvius gaf met de drie kwaliteiten stevig, functioneel en mooi al een goede definitie van duurzaam, zonder er aan te rekenen. Het gaat er namelijk niet om of je nu nét wel of nét niet die labelstap haalt, of dat de CO2 reductie 67 of 68 procent bedraagt. Het gaat erom dat je een zo goed mogelijk resultaat behaalt.
    Het is dan ook eigenlijk veel meer van belang om een afweging te maken tussen aspecten die een duurzaam gebouw tot gevolg hebben. Uitgewerkt in de fysieke aspecten energiebehoefte aan de ene kant, de materiaalbehoefte aan de andere kant en het binnenklimaat als de directe omgeving van de gebruiker. Deze drie aspecten leveren samen een bijdrage in de duurzaamheid van een project.

    Van basisprincipes tot gebouwontwerp
    Het zijn dan ook deze drie aspecten die in Active House de hoofdrol hebben. Tijdens een onlangs gehouden workshop was de vraag om aan te geven hoe je vanuit deze drie basisprincipes (en de daarbij opgestelde specificaties) tot een gebouwontwerp komt. Eigenlijk gaat het er dan niet om dat je overal precies scores of punten haalt. We proberen duurzaamheid al veel te veel te berekenen. Alle tijd en moeite die er in gestoken wordt om tot achter de komma de prestaties vast te stellen kunnen we beter gebruiken om het gebouw beter te ontwerpen en te innoveren. De berekeningen zijn hierin een hulpmiddel en geen doel op zich.
    Het is veel belangrijker dat je aan de hand van ideeën en opvattingen verwoordt wat je wil bereiken. Bij het betreffende renovatieproject hebben we dat vertaald in negen verhalen. Een verhaal over ruimte, een verhaal over binnenklimaat, een verhaal over uiterlijk, een verhaal over uitrusting enzovoort. Ieder verhaal vertelt over zijn eigen kwaliteit en hoe dit bijdraagt in de totale kwaliteit van het gebouw. De opgave is vervolgens om deze negen verhalen, met de onderbouwing in meetbare prestaties, om te zetten in een totaalontwerp.

    Meerwaarde
    Het zoeken naar de gebalanceerde keuzes tussen de negen verhalen, op het gebied van materialen, energie en binnenklimaat levert een duurzaam gebouw. En of dat dan energieneutraal, klimaatgeschikt of CO2 -proof is maakt eigenlijk niet zoveel uit. Het is een gebouw waar de gebruikers met plezier in wonen en alleen daardoor al lang mee zal gaan. Je hoeft de oplossing dan ook niet aan te prijzen als ‘groen’, bewoners gaan zelf vragen naar de bijbehorende kwaliteit en dat (en meer) vinden ze in de geboden oplossing. Het is die meerwaarde die de gebruiker zal doen besluiten om te kiezen voor een duurzame woning en niet voor het getal achter de komma.

  • Meer dan gedacht

    Materiaal in de bouw speelt een grote rol

    Een gebouw bevat meer materiaal dan men denkt. Enkele weken geleden was Eindhoven weer even volop in het nieuws. De geplande sloop van het resterende deel van het Philips-gebouw VH was niet geëindigd met de beloofde harde klap. De bedoeling was om het casco van het gebouw gecontroleerd in te laten storten met dynamiet. Dat is ook gebeurd, alleen viel niet alles om. Reden hiervoor was dat er ‘meer materiaal in zat dan gedacht’.
    Dat zette mij even aan het denken, want eigenlijk staat er bijna niemand stil bij hoeveel materiaal er in een gebouw zit. Een onlangs begeleid sloopproject (1) liet maar weer eens zien dat uit één woning uit een galerijflat bijna 150 ton puin komt. Over meer dan gedacht gesproken. Ook een gemiddelde eengezinswoning bevat al snel meer dan 115 ton puin. Wanneer we spreken over duurzaamheid, dan gaat het echter lang niet altijd over materialen. Het eerste wat geroepen wordt, is energie en energiebesparing. Echter het aandeel van energie in de totale belasting is gering, zeker het deel waar we ook echt invloed op uit kunnen oefenen. Bijgaande figuur illustreert dat het energiegebruik voor warmtapwater en hulpenergie de overhand neemt ten opzichte van verwarmen. er valt steeds minder te besparen. Wil een woning echt duurzaam zijn, dan verdient materiaalgebruik aandacht.

    Vanuit dat licht kunnen we ook de afweging tussen renoveren en sloop/nieuwbouw bekijken. Voorstanders van nieuwbouw zijn al snel geneigd om ‘de oude troep’ weg te halen. Deze ‘oude troep’ heeft echter wel impact op het milieu. Een recente analyse van een gerenoveerd project (2) laat zien dat door een gebouw na zestig jaar niet te slopen maar te renoveren, deze milieulast niet vervroegd vrij komt. Op de totale levensduur is de milieulast dertig procent lager (3). Vanuit milieuoogpunt geredeneerd, is renoveren zo gek nog niet. Ook vanuit het karakter van het gebouw zit er overigens vaak nog meer in dan gedacht.

    Terug naar het VH gebouw. Er zat echt meer materiaal in dan gedacht. De dagen erna zijn ze bezig geweest met de sloopkogel. Je vraagt je dan af of het gebouw nu echt weg moest. Oké, Philips is grotendeels weg, maar de locatie is goed: bij uitvalswegen en in de buurt van een park. Vast ook de reden waarom er nieuwbouwwoningen komen. Maar als nu eerst de milieulast van dit gebouw bekeken was (wel met de juiste hoeveelheden) hoe was de renovatie/herbestemmingsvariant uitgevallen in relatie tot sloop/nieuwbouw? Met een dergelijke afweging is voor wat betreft duurzaamheid wellicht meer te winnen dan met honderd passiefhuizen. De moeite waard om eens te bekijken, toch?

    Bronnen:
    (1) Sloop flatgebouw 100 woningen, inclusief trappenhuizen, bergingen en garages.
    (2) Renovatieproject BouwhulpGroep, analyse milieubelasting renovatie /sloop-nieuwbouw.
    (3) Milieubelasting van twee vergelijkbare woningen, enkel beoordeeld op materiaal aspecten. De renovatievariant wordt uitgebouwd, in de nieuwbouwvariant wordt een dergelijke uitbouw direct meegenomen. Totale belasting bepaald over 120 jaar.

  • (Klimaat)bewust bouwen

    (Klimaat)bewust bouwen is een opgave die op vele terreinen wordt gesteld. er zijn vele wegen die naar Rome leiden en ook voor klimaat bewust bouwen is er niet een oplossing. In antwoord op de vraag van de Belgische Federatie Aluminium Constructeurs is er een presentatie verzorgd tijdens de  thema-avond ’ Klimaatbewust bouwen met aluminium : kritisch kijken naar actief versus passief bouwen’. De steeds strenger wordende eisen (en wensen) op het gebied van energiebesparing zorgen voor een zoektocht naar de manier waarop men klimaatbewust kan bouwen. Passief bouwen, actief bouwen, energie neutraal bouwen zijn voorbeelden van de oplossingen waar men dan aan denkt. Klimaatbewust bouwen geldt voor de nieuwbouw, maar juist ook voor de bestaande bouw. Zowel in Nederland als in België  geldt dat er juist in de bestaande bouw nog een hele opgave ligt te wachten. Een doorkijk over vijfentwintig jaar leert dat meer dan 80% van de woningen op dat moment ouder is dan vijfentwintig jaar en gemiddeld een keer per vijftien jaar aan werkzaamheden toe zijn. Dat is een jaarlijkse onderhoud- en renovatieopgave van 230.000 woningen (België) tot ongeveer 430.000 woningen in Nederland. Klimaatbewust bouwen moet zich dan ook niet alleen richten op nieuwbouw, maar zeker ook op de bestaande bouw. De vraag is dan ook welke producten of componenten er voor die opgave nodig zijn?

    In deze presentatie wordt achtereenvolgens stil gestaan bij een aantal onderwerpen, te beginnen met de renovatiemarkt. Waarom is juist de renovatiemarkt interessant? Onder de noemer levensduur-denken wordt verder ingegaan op het ritme van de cycli  van onderhoud en vervanging. De levensduur van de woning staat hier centraal, en hoe hier in de tijd een invulling aan gegeven kan worden die aansluit bij de gebruikers. Indien men de renovatie markt en levensduur-denken als uitgangspunt neemt, dan biedt dit ruimte voor duurzaamheid. Hierbij gaat duurzaamheid verder dan enkel energie, ook materialen verdienen hier een rol in. Indien de milieubelasting van een gebouw over zijn volledige levensduur van 120 jaar wordt bekeken, dan wordt ongeveer de helft hiervan veroorzaakt door materialen. Het (klimaat)bewust omgaan hiermee zorgt voor een duurzaam gebouw. Als voorbeeld wordt ‘Active House’ getoond. In dit project is niet enkel de energieambitie leidend, verschillende prestaties zoals licht, gezondheid, comfort komen hier bij elkaar in een renovatieproject.

    Tot slot wordt er een blik in de toekomst geworpen. Waar gaat de renovatiemarkt naartoe? De renovatieopgave wordt groter, maar wel met meer eigenheid. Om hieraan te voldoen biedt de serie van één de mogelijkheid. Werken met project overstijgende oplossingen, waarbij er meer kwaliteit kan worden geleverd tegen een lagere prijs. Er wordt gezocht naar standaardisatie, maar met maatwerk. De project omvang is één woning, waardoor er veel mogelijk is. Met dit soort oplossingen is het mogelijk om klimaatbewust te bouwen.

     

    De gehele presentatie bekijken? Klik hier.