Auteurs: Martin Liebregts, Jelle Persoon en Haico van Nunen
Bij het streven naar CO2-reductie in de (bestaande) woningbouw ligt nog te veel de nadruk op het terugdringen van het energiegebruik ten behoeve van verwarming en is er te weinig oog voor het totale verbruik.
Bij de huidige EPC van 0,8 voor nieuwbouw bedraagt het energiegebruik ten behoeve van verwarming slechts 15 tot 20 procent van het totale verbruik op woningniveau (verwarming, warmtapwater, huishoudelijk). Het is dus niet zinvol om alle aandacht hieraan te besteden en voor warmtapwater, koelen e.d. geen oog te hebben. De verwachting is dat bij nieuwbouw door allerlei ontwikkelingen het totale energiegebruik verder gereduceerd kan worden (energiezuinigere apparatuur, hybridesystemen, hergebruik van energiestromen) tot minimaal de helft van het huidige niveau.
Ook de belangstelling voor duurzame opwekking neemt toe (PV, wind). De opgave nu is dan niet zozeer het energiegebruik ten behoeve van verwarming tot ‘nul’ te reduceren, maar ruimte te scheppen in de woning om in de toekomst duurzame energieopwekking een plaats te geven, zodat een energieneutrale woning in zicht komt. Doen we dat niet, dan pogen we met de huidige beperkte technische blik een antwoord te geven op de mogelijkheden in de toekomst.
Alle opvattingen worden sterk door de tijdsgeest bepaald. Een te enge invulling van het principe ‘Trias Energetica’ leidt dan tot een tunnelvisie, waarbij de vraagbeperking met de huidige middelen centraal staat. Dit manifesteert zich het duidelijkst bij de bestaande bouw. In de Toolkit Bestaande Bouw is het Passiefhuisconcept het meest vergaande concept, waarbij label A++ gehaald wordt. Dit concept illustreert duidelijk dat vraagbeperking bij de huidige stand van de techniek op gespannen voet staat met de kwaliteit, die men kan bereiken wanneer men op termijn ruimte geeft aan nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot efficiëntere vraagbeperking en energieopwekking. Een te eenzijdige aandacht voor de vraagbeperking leidt in de bestaande bouw tot aantasting van de gebruikskwaliteit van de woning, indirect en direct.
Indirect door de hoge investering. Voor een rijtjeshuis van 1966-1975 is voor een Toolkitconcept (label A of A+) een gemiddelde investering van 41.000 euro nodig voor isolatie en installaties. Voor een Passiefhuisconcept is bijna het dubbele nodig: 78.000 euro. De investeringsruimte bij renovatie wordt bij het Passiefhuis geheel door de vraagbeperking opgeslokt.
Direct doordat bij het Passiefhuisconcept voor de bestaande bouw een isolatiepakket voor de gevel van circa 24 cm dik moet worden toegepast. Vaak zal een dergelijk extra pakket aan de buitenzijde tot problemen leiden, of vanwege de architectonische kwaliteit, of vanwege beperkingen door rooilijnen en kavelgrenzen. Maar het toepassen aan de binnenzijde is eigenlijk ook geen optie. Er wordt dan 5,5 tot 6 m2 van de gebruiksoppervlakte afgesnoept. De jus van de wat ruimere rijtjeswoning uit 1965-1975 wordt hiermee wel erg dun.
Het is natuurlijk de vraag of het de 310 euro extra per jaar besparing op de energielasten of de 604 kg CO2-besparing méér dan waard zijn om zoveel extra te investeren. Met een 12 m2 PV-cellen kun je dezelfde prestatie bereiken tegen 8.000 tot 10.000 euro.
Ruimte scheppen
Nog teveel wordt er in de bestaande bouw met ogen van nu stringente keuzen gemaakt voor de lange termijn, waarbij de beschikbare ruimte uiteindelijk geminimaliseerd wordt als alles wordt ingevuld. De geschiedenis leert dat de techniek zich voortdurend ontwikkelt en dat een woning ruimte(n) moet bezitten om dit in zich te kunnen opnemen.
Een aardig voorbeeld is de ontwikkeling van ‘vacuümisolatie’. Hierdoor wordt het op termijn mogelijk woningen aan de binnenkant te isoleren met zeer beperkt ruimtebeslag. Met circa 5 cm krijg je hetzelfde resultaat als met 24 cm isolatie (bij Passiefhuisconcept). Nu nog te duur, maar binnen enkele jaren moet deze toepassing bereikbaar kunnen worden voor de (bestaande) bouw.
Verder ontwikkelen zich allerlei nieuwe technieken (o.a. warmtepompen, WKK’s en efficiëntere zonnepanelen), waardoor op termijn woningen in hun eigen energie kunnen voorzien. Zeker in een land als Nederland, met 70 procent eengezinswoningen, biedt dit extra mogelijkheden. Maar wil dit zinvol zijn, dan moeten niet alle mogelijkheden dichtgetimmerd zijn. De ingrepen worden voor een langere termijn (veertig jaar of meer) genomen. Met een verkeerde keuze op dit moment kunnen nieuwe opties voor lange tijd worden uitgesloten. Alleen door ruimte te scheppen voor nieuwe technieken voor energieopwekking kan een energieneutrale woning in zicht komen.
Wanneer men het huishoudelijke energiegebruik in de beschouwing betrekt, is het Passiefhuis, maar ook het meest vergaande concept van de Toolkit, nog ver hiervan verwijderd. Het gevaar dat deze concepten juist de ontwikkeling naar een energieneutrale woning blokkeren, is te groot.
Strategische aanpak van de bestaande woningbouw
Bij de aanpak van de bestaande woningbouw overheersen de kortetermijnresultaten. Op zich is hier niets mis mee, als de aanpassingsmogelijkheden in de tijd maar niet vergeten en opengehouden worden.
Bij de bestaande eengezinswoningen bieden zolder (dak) en uitbouw extra kansen om in de toekomst ‘nieuwe’ ontwikkelingen een plaats te geven. Bij de energetische aanpak van de zolder ‘nu’, moet een dominante rol spelen wat de extra gebruiksmogelijkheden in de toekomst zijn. Mede in het perspectief om over ruimte te beschikken voor ‘nieuwe’ installaties. Een uitbouw op de begane grond geeft ruimte, zowel in oppervlakte als in budget, om in de toekomst nieuwe mogelijkheden te benutten om naar energieneutraal te gaan.
Een woning naar een A-label brengen en 50 m3 extra ruimte geven, is aanzienlijk goedkoper dan diezelfde woning naar label A++ te brengen. In het eerste geval heeft de woning een meerwaarde gekregen en blijft investeren in de toekomst, om de weg naar energieneutraal in te slaan, verantwoord. In het tweede geval hebben we het nog steeds over een (te) kleine woning, waarbij geen ruimte is voor nieuwe investeringen.
Discussie over de aanpak van de bestaande voorraad
In dit artikel pleiten we voor meer aandacht voor kwaliteit en ruimte in de bestaande bouw en meer vertrouwen in toekomstige, technische ontwikkelingen, om net dat tikkie extra naar energieneutraal op termijn te realiseren.
We hebben dit aan een aantal marktpartijen voorgelegd. Het is duidelijk dat men over het algemeen wel gecharmeerd is van vergaande concepten zoals het Passiefhuisconcept voor de bestaande bouw, maar het besef bestaat tevens, dat het in de bestaande bouw ook gaat om een kwaliteitssprong te realiseren. Investeren in energiebesparing en CO2-reductie moet, maar er moet (financiële) ruimte blijven om de kwaliteitssprong te maken. De (verdere) discussie moet zich dus richten op het aanscherpen van de aanpak, die dat in zich heeft. Hierbij hoort ook de vraag hoe innovatie gestuurd kan worden, zodat in de nabije toekomst die nieuwe mogelijkheden ook te benutten zijn.