Totaalbeeld

Energiegebruik en materiaalgebruik zijn vaak nog als appels en peren, allebei fruit maar met een totaal verschillende smaak. Het is echter mogelijk om zowel naar energiebesparing als naar materiaalgebruik te kijken. Er wordt dan een totaalbeeld gegeven. Dit opent de discussie over de beoordeling van duurzaamheid.

Verbetering van de energieprestatie is bij woningverbetering een van de belangrijkste aspecten. Dit kan in verschillende vormen plaatsvinden meer isolatie of juist het toevoegen van installaties. In beide situaties wordt er meer materiaal toegevoegd aan het gebouw. Neem als voorbeeld de toepassing van zonnepanelen. Ze wekken energie op, maar daar staat wel een extra milieubelasting tegenover vanwege de panelen zelf. Weegt dit tegen elkaar op? Hetzelfde gaat op voor producten met een langere levensduur. De initiële milieubelasting is hoger, maar deze producten gaan wel langer mee. De investering ligt op dit moment, de winst ligt verscholen in de tijd.

Bouwen en wonen is (zeker in Nederland) sterk gereguleerd. Een van de belangrijkste instrumenten daarin, het Bouwbesluit, gaat weer veranderen. Zoals het er nu uitziet in april 2012. In het nieuwe voorstel heeft paragraaf 5.2, milieu nieuwbouw, na lange tijd leeg te zijn geweest een invulling gekregen. Bij de invoering van het bouwbesluit in 1992 was er al wel rekening gehouden met deze zogenaamde vijfde pijler, maar er is nooit een daadwerkelijke invulling aan gegeven. De invulling die er nu aan wordt gegeven is nog beperkt, maar het wordt wel verplicht gesteld om bij een nieuwbouwwoning te rekenen aan de milieubelasting. Vooralsnog worden er geen streefwaarden aan gekoppeld. Maar deze opties is al wel open gehouden.

Dit betekent dat er na verschillende benaderingswijzen voor duurzaamheid (o.a. handleiding duurzame woningbouw, DCBA-methode, nationaal pakket duurzaam bouwen) er binnenkort, met de invoering van het gewijzigde bouwbesluit een gekwantificeerde onderbouwing vereist wordt (1). Het doel van deze onderbouwing is om ontwerpers en bouwers bewust te maken van de keuzes (materiaalgebruik maar ook ontwerp) die ze maken, in relatie tot de milieubelasting. Bij samenwerkingsvormen waar naast bouwen ook onderhoud wordt meegenomen (design, build & maintenance) is het de normaalste zaak van de wereld om een afweging op materiaal én ontwerp te maken, maar als we alleen iets bouwen is dat tot nu toe nauwelijks aan de orde. Met de beschouwing van de milieulast, zoals nu in het bouwbesluit wordt opgenomen, wordt hier een eerste aanzet toe gedaan. Het moet ook niet als een extra belasting worden gezien (zoals het overigens de invoering van de EPC ook verging) maar het betreft een verdere optimalisatie van het ontwerp.

Kader

Met het beschouwen van de milieulast komt dan weer een discussie op gang over de levensduur van een gebouw. Volgens de te hanteren werkwijze is de standaard levensduur 75 jaar (2), maar gelukkig is de levensduur in principe volledig instelbaar. De totale periode die beschouwd wordt is van groot belang voor de uitkomst, zeker bij componenten (samengestelde bouwdelen die voorzien in een gebruiksfunctie) (3) met een lange levensduur. Componenten die de levensduur van 75 jaar overschrijden worden benadeeld ten opzichte van producten met een kortere levensduur (4), er is namelijk nog een resterende levensduur aan het einde van de beschouwingsperiode. Ze hebben dan wel een hogere initiële belasting, maar gaan daarentegen wel weer langer mee. Bekijk je een kortere levensduur, dan is het component nog niet ‘op’ maar het gebouw wel. Producten die tussentijds vervangen moeten worden komen met hun opgetelde levensduren makkelijker in de buurt van de totale levensduur van een gebouw. Terwijl producten met een levensduur van 100+ jaar nog niet aan het einde van hun levensduur zijn bij een leeftijd van 75 jaar. Het is wederom de discussie of het gaat over ‘durable’ (gaat lang mee) of over ‘sustainable’(is goed voor het milieu), in het Nederlands beiden resulterend in duurzaamheid.

Scenario

Om inzicht te krijgen in de prestaties van woningen kan er worden teruggekeken naar het verleden, òf juist een inschatting gemaakt worden voor de toekomst. In een eerder onderzoek (5) is vooruit gekeken, maar wel op basis van het verleden.
De beschikbare (vertrek)ruimte is als indicator genomen. Ieder vertrek heeft bepaalde afmetingen. Als we bijvoorbeeld kijken naar de afmetingen van de woonkamer, dan zien we dat die door de jaren heen telkens zijn toegenomen. Langzaam nadert de afmeting van de woonkamer een maximum oppervlakte, het zogenaamde verzadigingsoppervlak (5). Op een bepaald moment is er een maximum maat bereikt die men voor een vertrek nodig heeft, en ook kan betalen. Dit betekent dat er, gebaseerd op het verleden en doorgetrokken naar de toekomst, een te verwachten ontwikkeling van de afmetingen van de woonkamer is. Deze verwachting vormt de ontwikkeling in de ruimtevraag, die hoort bij de klasse waarin de woning valt (goedkoop, betaalbaar, duur (6)). Indien de afmetingen van het vertrek onder het gewenste oppervlakte uitkomt, is dat de indicatie voor een ingreep (renovatie). Op deze manier wordt de woningvraag in de toekomst door middel van een scenario vastgelegd. De momenten voor een renovatie zijn daarmee bepaald.
Naast de renovatiemomenten worden ook reguliere onderhouds- en vervangingsingrepen bepaald via een model waarin de levensduren van de componenten zijn opgenomen (7). Het resultaat van dit scenario levert een gebouw op waarin gedurende een periode van 120 jaar (8) wordt gewoond, binnen een gelijke doelgroep. Deze uitgangspunten vormen het scenario voor een vergelijking van de milieubelasting.

In de vergelijking van het scenario wordt in eerste instantie gekeken naar het materiaalgebruik. Het bouwen, gebruiken (onderhoud én renovatie) en slopen is hierin opgenomen. Daarnaast is echter ook gekeken naar het energiegebruik van deze woning. Hierbij is de aanname (voor de vergelijking) gedaan dat de vervangingen plaatsvinden met op dit moment bekende technieken en producten. Wellicht dat er super-isolerende materialen ter beschikking komen waarbij Rc-waarden tussen 10 en 20 m²K/W haalbaar worden, maar op dit moment zijn die nog niet bekend en derhalve ook niet meegenomen.

Energie en materiaal

Er is in het scenario in eerste instantie gekeken naar materialen en de bouwwijze. Er is echter ook gekeken naar het energiegebruik in die periode. In een periode van 120 jaar, hoeveel energie wordt er dan gebruikt, direct te relateren aan de woning en hoeveel energie wordt er gebruikt voor consumptieve doeleinden (koelkast, radio, verlichting). Zowel energie als materialen zijn berekend (9) waarop er een totaalbeeld van de woning kan worden gevormd. Het illustreert de milieubelasting van de woning om te bouwen, te gebruiken en te slopen weer, aangevuld met het gemiddelde energiegebruik voor de woning en zijn bewoners, dit alles over een periode van 120 jaar. Doordat zowel materialen als energie worden uitgedrukt in EcoIndicator punten worden ze vergelijkbaar. De combinatie van materiaal en energie maakt het duidelijker om te communiceren over het verbeteren van woningen. De investeringen aan de ene zijde (bijvoorbeeld materiaal) kunnen in de andere zijde een voordeel opleveren (energiegebruik). Kijken we weer naar het voorbeeld van de zonnepanelen, dan zien we een lichte verhoging aan de materiaalzijde, maar een structurele verlaging aan de zijde van het energiegebruik.

De invloed van levensduur op een woning blijkt uit bijgaande afbeelding. Indien een levensduur van 60 jaar wordt gehanteerd, bedraagt de gemiddelde milieubelasting (index) per jaar per woning 100/120 = 0,83. Bij een levensduur van 120 jaar is dit nog maar 75/120 = 0,625 per jaar. Het uitdrukken van de gemiddelde milieubelasting per jaar is echter niet zinvol. Een gebouw wordt gebouwd en gesloopt. Dat zijn de ‘vaste lasten’ voor wat betreft de milieubelasting. In de periode die er tussen ligt wordt er onderhoud gepleegd en worden renovaties uitgevoerd. Dit is een periode die sterk kan variëren en dat moet dan ook als een variabele last worden meegenomen. Uiteindelijk wordt dan een totale periode beschouwd, in dit geval 120 jaar.

Levensduur en milieubelasting

Zoeken naar oplossingen

De bouw in Nederland is op zoek naar innovaties, om een bijdrage leveren aan de oplossingen voor de huidige problemen. Het energiegebruik van de gemiddeld voorraad is een van deze bekende problemen. Gemiddeld hebben de woningen een E-label. Grote sprongen worden tot nu toe maar mondjesmaat gemaakt. De prijs wordt vaak als hoog ervaren. Er zijn oplossingen nodig die slim & snel, integraal en betaalbaar zijn. De prijs-kwaliteit verhouding van oplossingen moet verbeterd worden, of in ieder geval moeten alle kwaliteiten benoemd worden.
Een (tot nu toe) minder benoemde kwaliteit is het materiaalgebruik. In verschillende programma’s wordt energiebesparing nagestreefd. Het is echter niet altijd eenvoudig om de bijdragen inzichtelijk te maken. Als voorbeeld een maatregel met een jaarlijkse een besparing van 100 m³ gas, maar waar wel bepaalde nieuwe materialen voor nodig zijn. Die jaarlijkse besparing geldt echter voor een langere periode. De investering in materialen (renovatie?) verhoogt de milieubelasting, maar resulteert in een energiebesparing en daarmee een verlaging van de milieubelasting over een langere tijd. Het eerder genoemde voorbeeld van de zonnepanelen illustreert dit ook. Om deze winst te laten zien is een totaalbeeld nodig.

Totaalbeeld

Duurzaamheid is een begrip met vele ladingen. Door een milieuprofiel van een gebouw te bepalen wordt inzichtelijk gemaakt waar de pijnpunten zitten. Het gaat er niet om dat er tot zeven cijfers achter de komma gerekend wordt. Waar het wel om gaat is of er de beste keuzes gemaakt worden. Kiezen we voor producten die lang mee gaan of juist voor producten die minder lang mee gaan maar daarentegen minder milieubelastend zijn. Kiezen we voor energieopwekking of kiezen we voor energiebeperking? Het zijn dilemma’s waar geen eenvoudige oplossingen voor te bedenken zijn.

Als referentie wordt de huidige praktijk (een levensduur van 60 jaar) getoond. Onder het motto van levensduurdenken wordt het totaalbeeld vormgegeven. Materiaal en energie krijgen op die manier een vergelijkbare plek, gemeten over 120 jaar. Peren worden hiermee weer appels. Het opent een perspectief naar de toekomst. De volgende stap ligt dan op het niveau van actief denken. Er wordt dan gezocht naar oplossingen om de woning actief in te zetten in de energiebehoefte. Het doel is een woning die zelf voorziet in de energiebehoefte van de woning en het consumptieve verbruik. Dit kan vervolgens nog een verder ontwikkeling krijgen in de vorm van kringloopdenken. Het gebouw wordt dan niet als een losstaand product gezien maar er wordt teruggekeken (wat is er al) maar vooral ook vooruit. Hierbij gaat het om de kringloop te sluiten. Niet alleen op materiaal niveau maar juist voor de woning als totaal(ontwerp). Hoe kun je een woning nu gebruiken, over tien jaar maar ook over veertig jaar. Dit betekent bouwen en renoveren met een blik op de toekomst.

Het beoordelen van duurzaamheid is niet alleen energie, ook materialen spelen daarbij een rol. De discussie zou gebaseerd moeten zijn op een totaalbeeld waarin materiaal en energie op een vergelijkbare manier worden bekeken. De opbrengst van de een kan worden afgezet tegen de investeringen van de ander. Dit vraagt om op een andere manier naar gebouwen te kijken. Het zijn bouwwerken die een lange periode meegaan en waar continue aanpassingen aan plaatsvinden. Deze aanpassingen hebben gevolgen voor beide aspecten, energie en materiaal. Door de verschillende kwaliteiten en prestaties beter te belichten wordt meer inzicht verkregen. Het is een afweging tussen investeringen en opbrengsten, en dit hoeft niet altijd financieel te zijn. Om het toekomstbeeld te ondersteunen is kennis nodig. Kennis om de discussies die er zijn te kunnen voeren. Het totaalbeeld van materiaal en energie voedt deze discussies.

Bronnen
1. Van een samenstelling van constructieonderdelen van een woonfunctie is de uitstoot van broeikasgassen en de uitputting van grondstoffen gekwantificeerd volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken. [pdf|1.0Mb]
2. Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken, SBK 31-03-2010
3. Manifest Renovatievisie 2050, CoalitieBestaandeWoningbouw, Martin Liebregts, Yuri van Bergen.
4. Improved service life predictions for better life cycle assessments, H. van Nunen, A. Mooiman, 11th World Sustainable Building Conference, Helsinki.
5. Assessment of the Sustainability of Flexible building. The Improved Factor Method: service life prediction of buildings in the Netherlands, applied to life cycle assessment. H. van Nunen, 2010
6. www.cfv.nl
7. Verbeterde Factor Methode, gebaseerd op ISO 15686, verder uitgewerkt in bron 5)
8. kennisbank BestaandeWoningBouw levensduur-van-de-woning-is-120-jaar
9. Berekeningen zijn uitgevoerd met SimaPro. De resultaten zijn uitgedrukt in de EcoIndicator 99