Het maken van een afweging voor bouwen, renoveren of slopen is complex. Verschillende invloeden spelen daarbij een rol. Soms tastbaar, soms te berekenen, maar soms is het gewoon een gevoel. Op het vlak van duurzaamheid is het nu nog vaak een gevoel, maar het is ook te berekenen, zodat het gevoel onderbouwd wordt?
Honderdtwintig jaar
Om duurzaamheid goed uit te kunnen drukken, is een horizon nodig waarbinnen de opgave bekeken wordt. Voor de Nederlandse woningmarkt is de gemiddelde, te verwachten levensduur vastgesteld op 120 jaar (1). Binnen deze termijn is het aannemelijk dat een vastgelegde doelgroep in de woning kan functioneren, inclusief alle benodigde aanpassingen door de tijd. In deze periode van 120 jaar wordt de woning gebouwd, gebruikt, onderhouden, gerenoveerd en uiteindelijk weer afgebroken. De vraag hierbij is, hoe ‘duurzaam’ de woning is. Het beoordelen van materialen en producten gebeurt op basis van een Levens Cyclus Analyse. Hierbij worden alle emissies die veroorzaakt worden door het materiaal meegerekend, van winning van de grondstof, via productie, gebruik en uiteindelijk afdanking van het materiaal. Er zijn verschillende methoden om dit uit te drukken, waarvan de Eco-Indicator (2) er een is, waarbij de uitkomst kan worden uitgedrukt in milieupunten (Ecopunten). Op basis van een rekenvoorbeeld wordt duidelijk hoe de milieubelasting van een gebouw door de tijd is opgebouwd. In figuur 1 is de milieubelasting weergegeven ten opzichte van de jaren. De blauwe lijn laat het verloop van de milieulast zien. Er is onderscheid te maken in drie perioden: bouwen: 6.750 Pt (ofwel 29 procent), gebruiken: 11.250 Pt (ofwel 50 procent) en slopen: 4.500 Pt (ofwel 21 procent). Dit betekent dat bij een gemiddelde levensduur van 120 jaar, en toegepast in een gebruiksscenario, heeft een woning 22.500 Ecopunten.
Gemiddelde milieubelasting
Er wordt (onterecht) vaak met een gemiddelde levensduur per jaar gerekend. Alle invloeden – van bouw, gebruik en sloop – worden bij elkaar opgeteld en vervolgens gedeeld door het totaal aantal jaren. In figuur 2 is dit met de grijze lijnen weergegeven. Zolang de periode gelijk blijft, kan dat ook wel. Echter verlengen of verkorten geeft een vreemd beeld. De milieubelasting veroorzaakt door bouw en sloop, wordt nu namelijk verdeeld over de jaren. Deze twee oorzaken onafhankelijk van de levensduur, bij een kortere levensduur neemt dit niet af. Indien men het deelt door alle jaren, impliceert men dat wel. In figuur 2 is aangegeven welk percentage van de milieulast door gebruik wordt veroorzaakt. Bij een levensduur van 120 jaar is dit 50%. Bij een verkorting naar 75 jaar is dit 31,2%, een reductie van 18,8 %. Indien het rechtlijnig wordt bepaald dan verwacht men een reductie van ongeveer 40%. Verlenging tot 150 jaar levert een verhoging van slechts 12,5% op. In een rechtlijnige benadering ligt dit op ongeveer 25% meer. Het werken met een gemiddelde milieubelasting veroorzaakt een beeld van de milieulast dat niet aansluit bij de werkelijkheid. Op deze manier lijkt slopen zelfs duurzamer. In werkelijkheid varieert alleen de gebruiksfase. Het is daarom van belang om te weten wat een vroegtijdig einde of een uitgesteld einde betekenen. Vroegtijdig einde
De gemiddelde levensduur van een woning in Nederland is 120 jaar. Dat het een gemiddelde is brengt met zich mee dat er dus ook woningen zijn die eerder gesloopt worden. In ieder geval wordt er een afweging gemaakt over wat nodig is: slopen of renoveren? Dit is afhankelijk van de levensduur die gehanteerd wordt (referentiekader). Als een gebouw vóór het honderdtwintigste jaar gesloopt wordt, hangen daar consequenties mee samen. Technische gezien kan de woning nog vooruit. Naast techniek zijn er ook andere aspecten, bijvoorbeeld een financiële en organisatorische kant. Het betekent bijvoorbeeld een lang proces met verhuiskosten, tijdelijke huurcontracten en uiteindelijk leegstand. Daarna kan men pas daadwerkelijk met slopen beginnen (à € 6.000 /per woning) en pas dáárna kan er begonnen worden met bouwen. En dan hebben we het nog niet gehad over de milieu-invloeden. Alle activiteiten (en daarmee dus emissies) moeten bij de huidige milieulast worden opgeteld. Bij een vroegtijdig einde reduceert men enkel de milieulast in de gebruiksfase, dit is maar een beperkt deel van de milieulast. Aangezien er in het nieuwe gebouw ook onderhoud en vervanging plaatsvindt zit er dus nauwelijks verschil in de milieulast hiervan, in vergelijking met het huidige gebouw. Het grote verschil zit in het extra slopen en opnieuw bouwen, dit voegt veel meer milieulast toe. Bouwen en slopen moet beschouwd worden als een vaste last. Of een gebouw nu 1 of 100 jaar wordt gebruikt, het moet nog steeds gebouwd en gesloopt worden. Het verkorten van de levensduur heeft hier geen effect op.
Uitgesteld einde
De andere kant op gaat het over levensduurverlenging. Wat gebeurt er met de milieubelasting als de levensduur met bijvoorbeeld dertig jaar wordt verlengd? Ook in dat geval de milieulast van bouwen en slopen natuurlijk gelijk. Door het huidige gebouw in exploitatie te houden, is er nog wel onderhoud en vervanging nodig. Dit betekent dat de milieulast gedurende het gebruik van honderdtwintig jaar wordt doorgetrokken naar honderdvijftig jaar. Het slopen wordt uitgesteld. Ook de te verwachten nieuwbouwactiviteit is nog niet nodig. Het uitstellen van de sloop van het gebouw gaat meestal wel gepaard met een verbeteringreep op dat moment. Dit is opgenomen in de milieulast van het gebruik. Het rechtlijnig doortrekken van de milieulast van het gebruik kan echter niet ongelimiteerd. Op een bepaald moment zijn er ook structurele verbeteringen nodig (bijvoorbeeld draagconstructie of fundering), die in eerder onderhoud geen plek hebben gekregen. Terug naar het rekenvoorbeeld. Bij een aanname dat het gebouw na 60 jaar wordt gesloopt, betekent dit automatisch dat er een nieuw gebouw moet komen, de woonbehoefte is er nog steeds. De eerste vraag is dan, of dit gebouw opnieuw 60 jaar of nu wel 120 jaar mee kan gaan? Laten we aannemen dat het tweede gebouw ook 60 jaar meegaat. Immers, dezelfde soort beslissers maken deze keuze. Dit betekent, dat de milieulast van het gebouw bestaat uit de bouw (6.750 Pt), de helft van het gebruik (1/2: 11.250 Pt), sloop (4.500 Pt), bouwen (6.750 Pt), de helft van het gebruik (1/2: 11.250 Pt) en opnieuw sloop (4.500 Pt).Verkorting van de levensduur betekent in dit geval een toename van de milieulast van vijftig procent. In figuur 3 is dit weergegeven door middel van de drie blokken. De Ecopunten (weergegeven in blokken) zijn voor slopen en voor bouwen twee maal zo groot dan de referentie, een gebouw dat 120 jaar meegaat. Het verlengen van de levensduur is aan de rechterzijde weergegeven. Enkel het gele blok wordt hier iets groter (12,5%).
Afweging op levensduur
De hoofdvraag waar men voor staat is om ingrepen aan een woning in het juiste perspectief te zetten. Een belangrijke beslissing is de afweging tussen slopen of renoveren. Sloop betekent het einde van de levensduur. Als dat vroegtijdig is, betekent dit een verhoging van de milieulast. Nieuwbouw geeft meer vrijheid en voor veel bewoners is dit makkelijker, omdat het vertrouwd is. Van de andere kant, als er wordt gerenoveerd, wordt de levensduur volgemaakt of zelfs overschreden. Dit heeft weer een positief effect op de milieulast. Het gaat echter verder dan alleen een afweging tussen slopen of renoveren. De omvang van een renovatie kent vele varianten. Iedere ingreep biedt een bepaalde kwaliteit. Dit moet een plaats krijgen in de totale levensloop. Korte termijn en lange termijn kunnen allebei voorkomen. Hierover nadenken valt onder levensduurdenken.
Bronnen 1. Assessment of the Sustainability of Flexible building. The Improved Factor Method: service life prediction of buildings in the Netherlands, applied to life cycle assessment. (H. van Nunen, 2010) 2. EcoIndicator 99, handleiding voor ontwerpers 2000, Ministerie VROM